Vraaggesprek
‘Meneer Blokker, ik lees uw stukjes altijd met groot genoegen, maar wat mij er
wel eens in stoort, dat is het ontbreken van een duidelijk standpunt, een
onomwonden stellingname.’
‘Kom, kom.’
‘Ik geef een voorbeeld waarmee ik eigenlijk meteen bij de kern ben van dit
vraaggesprek: de spelling. Bent u nou vóór of tegen de spellingvereenvoudiging?’
‘Och.’
‘Nee, nou moet u een keer niet om de pot piesen - bent u er vóór of er tegen.’
‘Vogen. Ik bedoel teer. Tegen.’
‘Tegen?’
‘Tegen.’
‘En waarom, als ik zo vrij mag zijn? Wilt u dit duidelijke standpunt adstrueren?’
‘Ja, kijk eens. Ik kán 't.’
‘Hoe bedoelt u dat?’
‘Ik bedoel dat die 400 uren spellingsonderwijs indertijd aan mij besteed zijn. Ik
weet dat je onmiddellijk met twee d's en twee l's schrijft en hij heeft gefaald
met een d, want de stam is faal en de l staat niet in 't kofschip. En ik acht
het in deze tijd van ernstige spanningen op de arbeidsmarkt onverantwoord - in
zowel sociaal als economisch opzicht - om een investering van 400 spellingsuren
door de WC te spoelen.’
‘Ik moet u erop wijzen, dat u weer in de misselijke gewoonte vervalt de zaak met
een zogenaamd ironische wending te omzeilen.’
‘En het is niet alleen een kwestie van die 400 uren. Een artikel van de kritische
spellingshervormer Helge Bonset in Vrij Nederland zou mij onder normale
omstandigheden 10 minuten lectuur hebben gekost. Omdat het echter in de door hem
gehanteerde nieuwe spelling stond afgedrukt heb ik er nu een kwartier over
gedaan. Vrij Nederland heeft 100.000 lezers die, zoals u weet, grotendeels uit
links-intellectuele kring komen en tenminste 20, 25 jaar zijn. Allemaal mensen
dus die hebben geleerd dat het de lakei van de keizer, en niet de lakij van de
kijzer is. Als we aannemen dat slechts de helft dat stuk gelezen heeft, en
voorts even veronderstellen dat