Gezellige dagen
Neem iemand over honderd jaar.
Hij moet proberen zich uit krantenfoto's, filmjournalen en televisiereportages
een beeld te vormen van hoe het bij ons in 1971 toe ging.
En de vraag is: zal die man ooit tot de conclusie kunnen komen
dat wij in 1971 gebukt gingen onder een crisiskabinet van steile burgerheren,
dat we in machteloze woede de vuist balden tegen hun beheer, dat kunst en
cultuur kwijnden, dat het onderwijs tien jaar achteruit was gezet, dat de lucht
vergiftigd en het water uit de kraan niet meer te zuipen was?
Nee hoor.
Zo'n man komt na wekenlange aandachtige studie tot de slotsom dat het in die tijd
een vrolijke boel was.
Als het bijvoorbeeld een keer ergens een beetje stonk, rats roets, meteen zaten
de mensen om de tafel en hadden een actiecomité. De hele avond lachen. De een
deed een dubbeltje in de pot, de ander een kwartje, een derde wel eens een
rijksdaalder! Vóór je het wist was er al genoeg gelapt voor een betrouwbare
touringcar, en alras brak de dag aan dat ze met z'n allen de bus beklommen en de
gezellige tocht naar Den Haag aanvaardden. En aan één stuk door zingen, want
oude vaderlandse liederen werden toen nog in ere gehouden. ‘De minister is een
smeerlap, wat een smeerlap is hij toch’, op de wijze van Ferme Jongens Stoere
Knapen en zo.
In de residentie intussen keek de bewindsman reeds ongeduldig uit. ‘Er komt toch
wel iets?’, vroeg hij telkens zenuwachtig aan de bode. ‘Je weet toch wel zeker
dat er een felle demonstratie zal wezen?’
En ja hoor - de bode had Zijne Excellentie nog maar nauwelijks gerustgesteld, of
daar draaide de glimmende bus Het Binnenhof op en schalde het gescandeerde
‘Vuile rotminister’ over het eeuwenoude terrein.
Trots lachend stond de minister even later de actieleiders te woord.
‘Excellentie’, riepen dezen onderdanig, ‘ons actiecomité heeft besloten u uit te
roepen tot Drol in de Pispot van het jaar 1971!’ ‘Nou, dat had u toch niet
hoeven doen’, stamelde de portefeuille-