scherp.
Neem bijvoorbeeld dat ij. U mag dat voortaan best zo schrijven, en ik zal me
zonder veel zeuren bij een eventueel meerderheidsbesluit neerleggen, maar het is
voor mij geen ei meer. Dat heeft te maken met wat je ziet als
je het schrijft. Een ij is, althans in mijn visuele voorstelling van het
letterteken, te lang voor een ei - ik weet bijna zeker dat het, als ik al
lepelend geconcentreerd aan de ij zou denken, zelfs niet meer als een ei zou smaken. Dat ronde, gezellige is er af, je zou het voor mijn
gevoel ook niet meer kunnen bakken, en van stuk koken, met van die witte,
vliederige gezwellen die treurig langs de dop hangen zal in het geheel geen
sprake meer zijn.
Ik betwijfel of dit uitsluitend een kwestie van gewenning is - de tegenwerping
waarmee Kohnstamm natuurlijk zal komen en waarbij hij zo ver zal gaan te zeggen
dat het misschien ook op medische, milieuhygiënische en maatschappijkritische
gronden hoog tijd werd dat ijeren een andere smaak kregen. Ik houd staande dat
het beeld van letters en lettercombinaties een autonome rol speelt in de taal,
het taalgebruik en de taalvorming. Wij hebben heus niet voor niets eeuwenlang
‘au’ geroepen als we pijn hadden, en niet ‘ou’. Visueel is au vreselijker,
onherroepelijker, ik zou bijna durven zeggen catastrofaler dan ou.
Dit kan bij de vorming van woorden interessante consequenties
voor de spelling hebben. Zo schiet naar mijn eigen gevoel het beeld van de
lettercombinatie ‘koud’ ernstig tekort als het er om gaat allerlei ervaring van
niet-warm te noteren. Bij het type droge, spijkerharde vriesweer heb ik het
inderdaad ‘koud’ - maar ik vind het ongenuanceerd om datzelfde vierletterbeeld
te gebruiken als er een verzamelingetje smerig geworden natte sneeuw van mijn
jas af per ongeluk tussen twee knoopsgaten van mijn overhemd door langs mijn
buik begint te druppelen. In dat geval onderga ik de sensatie als kaud, en als het véél sneeuw is zelfs als kaut.
Kohnstamm zal wel begrijpen waar ik heen wil. Hij mag het van mij best een keer
kaut hebben, maar hij mag de ogen niet sluiten voor het feit dat hij het daar
niet mee redt in een klimaat als het onze. Hij mag van mij de
ene vrauw na de andere liefhebben, maar het risico blijft bestaan dat hij op een
ochtend wakker wordt en er ligt 'r een naast hem van wie hij moet erkennen dat
het een vrouw