van cijfers. Financieel deskundig. Ingevallen wangen. Het
overtuigend signalement, kortom, van een rechts iemand.
Maar is het niet té overtuigend?
Ik heb het wel eens in de bioscoop. Alles wat ik aan sympathie kan opbrengen gaat
naar de jonge, gelukkig getrouwde dominee die de vlammen helpt blussen in het zo
raadselachtig in brand geraakte plaatselijke bejaardenhuis. Kijk die man daar
toch blussen.
Overschrokken werpt hij zich opnieuw in de vlammen, nu om de 75-jarige rijke heks
te redden die hem jarenlang zo vals bejegend heeft. Te laat! De tranen staan hem
in de ogen, en ik kan wel mee janken, zó lief is die man me. En toch. Als in de
allerlaatste minuut van de film wordt ontknoopt dat niemand anders dan diezelfde
dominee de oudjes in de fik heeft gestoken, besef ik ineens dat ik dat al die
tijd heb zitten weten. En dát gevoel bekruipt me tegenwoordig ook telkens als ik
Drees achter die rechtse regeringstafel zie grijnzen.
Is W. Drees jr. niet eigenlijk het allerradicaalst-linkse dat wij in Nederland
ooit zullen kunnen voortbrengen?
Ik geef een paar indicaties.
De lengte van de toespraak die Drees in de Kamer houdt kan alleen in de schaduw
staan van de tijdsduur die voor redevoeringen wordt opgeëist door leiders van
socialistische volksrepublieken. Rechtse politici kunnen nooit
zo lang praten; die verzwijgen bijna alles.
In die toespraak lanceert Drees een dodelijke aanval op de auto, de
lievelingsvijand van links. De drie z.g. progressieve oppositiepartijen
sputteren, samen met de rechtse Schakel, een beetje tegen uit
naam van ‘de kleine man’; alsof Van Mierlo het niét erg vindt als we zouden
sterven aan de uitlaatgassen van de arbeidersklasse. Meer op de achtergrond
bereidt Drees maatregelen voor die moeten garanderen dat kapitaalkrachtige
uitbuiters voortaan zullen bloeden als ze hun doorgaans toch te stomme kinderen
zo nodig aan een universiteit willen laten studeren.
Een soortgelijke ‘filosofie’ draagt hij uit op het terrein van de kunst; we staan
aan de rand van een economische afgrond, en er is wel wat anders te doen dan in
een avondjurk naar de opera te gaan.
En niet anders, tenslotte, redeneert hij ten overstaan van het z.g.