Verhaal en lezer
(1960)–W. Blok– Auteursrechtelijk beschermdEen onderzoek naar enige structuuraspecten van ‘Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan’ van Louis Couperus
[pagina 12]
| |
I SujetIn eerste instantie doet het gelezene zich aan de lezer voor als een reeks gebeurtenissen, waaraan hij min of meer deel heeft, die hij als meelevend toeschouwer bijwoont. Hoe is deze reeks van gebeurtenissen nader te bepalen? Welke overeenkomst, welk verschil bestaat er bijv. met dezelfde reeks in de werkelijkheid? Kiezen we een of andere situatie: iemand wacht op een brief. De lezer van dit ‘verhaal’ is ‘in de werkelijkheid’ te vergelijken met een toeschouwer die in dezelfde kamer aanwezig is als degene die zo verlangend zit te wachten. De overeenkomst is vooral negatief. Noch de toeschouwer, noch de lezer zal het verloop van de handeling in al haar fijne gevoelsschakeringen geheel in eigen woorden kunnen weergeven zó, dat een derde persoon precies dezelfde ervaring zal ondergaan. De opeenvolging der feiten wordt door de toeschouwer als een ononderbroken stroom ervaren; het causale en finale verband tussen de deel-handelingen is hem direct duidelijk; het karakter van degeen die de brief wacht en het belang dat deze daaraan hecht, ja de atmosfeer van wachten die in de kamer hangt en die de totale gebeurtenis ‘kleur’ verleent, het zijn allemaal elementen van belang voor de toeschouwer; nooit zal hij die elementen zo als hij ze ervaart, in hun directheid, hun vanzelfsprekendheid, hun samenhang, hun waarde voor de situatie naderhand kunnen meedelen. Zijn mededeling zal slechts het karakter van een ruwe schets dragen. Dit geldt eveneens voor de lezer ten aanzien van hetgeen hij leest. Hier zijn het de woorden en woordgroepen in hun nauwkeurig overwogen ‘zins’-verband, met hun klankkleur en gevoelswaarde, die de oorzaak van de ervaring zijn. Wanneer we aannemen dat die woorden door een groot auteur geschreven zijn, zodat levende figuren voor het geestesoog van de lezer oprijzen, optredende in een dwingend verband van handelingen en gebeurtenissen, dan is ook deze ervaring niet mededeelbaar in de hier bedoelde zin. De reeks van gebeurtenissen zou bij weergeving haar karakter van directheid en onontkoombaarheid verliezen. Het resultaat zou slechts een parafrase van de oorspronkelijke tekst zijn, wel herkenbaar voor onze derde persoon als hij op zijn beurt de tekst leest, maar zonder het merkteken van echt- | |
[pagina 13]
| |
heid en precisie van toets dat de oorspronkelijke tekst in de ervaring draagt. In dit verband zijn ook verschilpunten op te noemen, het verschil bijv. in de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de ervaring in de lezer en in de toeschouwer teweeg wordt gebracht. Dit valt echter buiten het bestek van deze studie. Wel wil ik wijzen op een ander verschil. Noch de scène uit de werkelijkheid, noch de scène uit het verhaal moge in andere vorm weer te geven zijn, alleen de laatste is herhaalbaar. Wanneer de reeks van werkelijke gebeurtenissen tot een einde is gekomen, wanneer de brief inderdaad ontvangen is, zal deze reeks zich geen enkele maal meer precies zo voordoen. In gewijzigde vorm, in een andere ‘aankleding’, met andere personen of hoe dan ook moge de geschiedenis ‘zich herhalen’, in letterlijk dezelfde vorm is dat niet mogelijk. Het tegendeel is waar voor de scène uit een verhaal. Iedere keer dat een lezer haar leest, herhaalt zij zich in nauwkeurig dezelfde vorm als de eerste keer. Men zou kunnen denken, dat de scène uit de werkelijkheid door toneelspel weer tot ‘leven’ komt. Daarmee is echter een element van kunstmatigheid binnengeslopen, dat nooit geheel weg te werken is. Bij goed toneelspel, door ervaren vaklieden in de gunstige zin van het woord, is die kunstmatigheid zelfs zo groot mogelijk; niets wordt aan het toeval overgelaten. De toeschouwer ontvangt, juist daardoor, een indruk van echtheid, maar hij wéét dat deze echtheid slechts schijn is: Deze spanning tussen echtheid en schijn draagt wezenlijk bij tot het welslagen van de opvoering, een spanning die in de werkelijkheid ontbreekt. Ook wanneer de scène op een filmstrook zon zijn vastgelegd, zou men nog niet van nauwkeurige herhaling kunnen spreken. De toeschouwer bevindt zich dan in de positie van de lezer, die slechts met de ogen contact heeft met hetgeen er voorvalt. Er is sprake van een ander soort van toeschouwer, en daarmee zal ook de aard, de voorstellingswijze van de reeks gebeurtenissen moeten veranderen, wil het effect even intens zijn. Aan zekere eisen van tempo, gezichtshoek, belichting zal voldaan moeten worden, wil de toeschouwer hetgeen er gebeurt juist zo beleven als wanneer hij erbij tegenwoordig was geweest. Ook in dit geval zal de kunstmatigheid van het resultaat tot de essentialia behoren. De opmerking dat het gedrukte verhaal herhaalbaar is in tegenstelling tot een reeks van gebeurtenissen in de werkelijkheid, is van grote betekenis. Herhaalbaarheid stempelt het tot iets anders dan die werkelijkheid. Men zou misschien kunnen zeggen, dat de reeks ge- | |
[pagina 14]
| |
beurtenissen die de lezer als een verhaal ziet, in vergelijking met de reeks in de werkelijkheid een extra eigenschap bezit. Over deze extra eigenschap is veel op te merken. Voorlopig interesseert ons alleen het feit, dat herhaalbaarheid als gevolg van deze eigenschap een bepaalde omvang impliceert. De reeks van gebeurtenissen in een verhaal vertoont duidelijk een begin en een slot. Van de reeks in de werkelijkheid is het vrijwel onmogelijk het begin en het einde nauwkeurig vast te stellen. De grenzen met het voorgaande en met hetgeen volgt zijn vloeiend. Ook de auteur kan dit ervaren ten aanzien van zijn stof, bijv. wanneer hij een bepaalde periode uit het leven van zijn held wil behandelen. De vraag waar en hoe te beginnen en, vooral, te eindigen kan hem voor grote problemen stellenGa naar voetnoot1. Voor ons is dit echter van geen belang. Als het boek verschijnt, is de beslissing gevallen. Het verhaal heeft dan zijn begin en einde gekregen. Het is een opzichzelfstaand geheel geworden.
Tot voorwerp van onze beschouwingen hebben we dus een niet weer te geven, principieel herhaalbaar geheel van in gedrukte vorm aangeboden gegevens gekozen, nl. Van Oude Mensen, de Dingen die Voorbijgaan. Nu doet zich echter meteen een methodologische moeilijkheid voor. De verslaggever van een onderzoek als dit kan niet beginnen met de inhoud van het verhaal in het kort na te vertellen; de ‘fabel’ is immers niet hetgeen hij las; dààrvan zal hij de structuuraspecten niet willen belichten. Doet hij dan beter de inhoud maar als bekend te veronderstellen en in zijn publikatie telkens naar het boek zelf te verwijzen? Dit zou weliswaar juister zijn, het bevordert echter de leesbaarheid, de overzichtelijkheid van zijn werk niet. Hier wordt een tussenweg bewandeld. Het verhaal zoals het zich bij het lezen ontwikkelt, is en blijft het eigenlijk gegeven. Dit gegeven noem ik, in navolging van B. Tomăshevskij, het sujet. De fabel zou beginnen met het voorspel, de moord op Dercksz door de oudste Ottilie en Takma. In het boek echter komt de lezer zeer geleidelijk achter de feiten. Pas op pag. 68-72Ga naar voetnoot2 wordt hem deze gebeurtenis uit het verre verleden voor het eerst en als een vaststaand feit, zij het niet ten volle, meegedeeld. Het sujet ontwikkelt zich dus anders dan de | |
[pagina 15]
| |
fabel. ‘De zich met elkaar verbindende motieven vormen het thematisch verband van het werk. Uit dit gezichtspunt is de fabel het geheel van motieven in hun logische, causaal-temporele samenhang, het sujet het geheel van diezelfde motieven in juist die opeenvolging en dat verband, waarin zij in het werk gegeven zijn,’ zegt TomăshevskijGa naar voetnoot1. Van dit sujet nu wordt hier een recapitulatie gegeven; van alle hoofdstukken worden de paragrafen vermeld, waarin ze verdeeld kunnen worden, de scènes, monologen, samenvattingen, karakteristieken, die samen het hoofdstuk vormen. Aan deze onderverdeling in paragrafen ligt geen theorie ten grondslag, die het bestaansrecht van juist deze paragrafen proclameert en de kenmerken van de soort vaststelt. Een andere verdeling lijkt mij dan ook zeer wel mogelijk. Zo zal men misschien het accent op bepaalde passages anders willen leggen, een verdeling in onderparagrafen willen voorstellen, of enkele scènes, die hier onderscheiden worden, te zamen willen voegen. De vrijheid is hier immers groter dan bij de beschrijving van een toneelstuk. W.A.P. Smit bijv. zou zijn recapitulatie van ieder van Vondels drama's niet veel anders hebben kunnen geven dan hij deed in zijn Van Pascha tot Noah.Ga naar voetnoot2 De indeling in scènes wordt daar grotendeels bepaald door het opkomen en afgaan van de dramatis personae. Van wat men tussenpassages zou kunnen noemen, lange beschrijvingen en beschouwingen van de verteller, heeft de toneelonderzoeker geen last, zo min als van veelvuldige verschuivingen in ruimte en tijd binnen het bestek van één bedrijf, waarmee de verhaalbeschouwer in zijn hoofdstukken geconfronteerd wordt. De hier volgende recapitulatie geeft dan ook slechts een, min of meer willekeurig, schematisch overzicht, alleen bedoeld voor wie het boek reeds gelezen heeft. Met deze restrictie is het een middel ter oriëntering bij de beschouwingen die volgen. | |
[pagina 16]
| |
Eerste deelGa naar voetnoot1I pag. 7-24. Gesprek tussen Charles Pauws (Lot) en zijn moeder Ottilie Steyn de Weert-Dercksz. Uit dit gesprek blijkt, dat Ottilie met Steyn niet gelukkig getrouwd is; verder het onzekere karakter van Lot, die trouwen gaat met Elly Takma, maar niet begrijpt hoe hij tot dit besluit is gekomen; ook het karakter van Ottilie wordt duidelijk. Lot vertrekt naar Elly. Ottilie blijft alleen; in haar overpeinzingen wordt een catalogus van de familie gegeven; is zij Takma's dochter? Steyn komt binnen; zijn karakter en voorgeschiedenis; kort gesprek, waaruit hun doodgelopen verhouding blijkt; hij gaat naar zijn kamer. Ottilie overdenkt haar verleden met Steyn. Zij gaat naar bed; heeft uit jaloezie een scène met Steyn, als zij hem hoort uitgaan, maar wordt door Lot gekalmeerd.
II pag. 25-32. Karakter van Elly Takma. Zij heeft een kort gesprek met tante Adèle over haar toekomst. Gaat naar haar grootvader. Karakter van Takma. Hun gesprek over het aanstaande huwelijk van Elly met Lot, over mogelijk samenwonen met Ottilie, over Ottilie zelf. Als Elly weggegaan is, gaat Takma verder met brieven verscheuren.
III pag. 33-41. Takma begeeft zich naar oma Ottilie; wordt door de dienstbode Anna binnengelaten. Gesprek tussen Ottilie en Takma. Oma Ottilies uiterlijk, haar karakter van oude vrouw. Het gesprek handelt over hun (!) kind Ottilie, over de schim (van Dercksz), hun boete en angst, over de vroegere baboe Ma Boeten, en over het huwelijk van Lot en Elly als bloedschande, zij erven de straf.
IV pag. 42-49. De oudste zoon, Anton Dercksz komt op bezoek. Zijn karakter. De bezoekverdeling. Antons uiterlijk. Lot en Elly komen op bezoek. Gesprek over hun a.s. huwelijk. Beneden zitten Ottilie en Roelofsz. Diens persoon wordt beschreven. Als Anton, Lot en Elly weg zijn, gaan zij naar boven.
V pag. 50-54. Het karakter van Stefanie, de oudste dochter. Lot en Elly bezoeken haar. Het gesprek gaat over de familie (catalogus).
VI pag. 55-60. Lot en Elly gaan vervolgens naar de duinen. Zij spreken over Lots angst voor de ouderdom, over zijn kunst. Zij besluiten na | |
[pagina 17]
| |
hun huwelijk naar het zuiden te reizen, naar tante Therèse in Parijs, naar Lots zuster Ottilie vooral, in Nice, en naar Italië.
VII pag. 61-73. Het karakter van de tweede zoon, Harold, en diens dochter Ina d'Herbourg. De d'Herbourgs worden beschreven, ook hun kinderen, de Van Wely's. Na tafel handelt het gesprek over de financiën van Lot en Elly en anderen. Harold gaat naar zijn kantoor; denkt over het verleden, ‘het Ding’. Flash-back: de moord. Ina komt hem storen.
VIII pag. 74-85. Hooglopende scène tussen mama Ottilie en Steyn over geld dat Ottilie aan haar zoon uit haar tweede huwelijk, Hugh, wil sturen. Lot tracht haar te kalmeren. Ottilie gaat heen, naar de bank, om toch het geld te halen. Gesprek tussen Lot en Steyn; Lot raadt hem aan zijn eigen weg te zoeken. Op zijn kamer denkt Lot er verder over na: eigenlijk kent de gehele familie ongelukkige huwelijken (catalogus). Het blijkt, dat Lot van de moord niets weet. Zijn gedachten gaan verder over zijn eigen huwelijk (waarom doet hij het?), en over zijn angst om oud te worden. Hij krijgt er een fysieke inzinking van. Zijn moeder komt hem troosten. Het geld heeft zij verstuurd.
IX pag. 86-91. Gesprek tussen mama Ottilie en Takma in de benedenkamer bij oma Ottilie: over het huwelijk van Lot en Elly - waarbij Takma denkt dat Ottilie pas 40 is; Ottilie vraagt Takma ƒ 300,- te leen. Onder het gesprek valt hij, rechtop zittend, in slaap.
X pag. 92-96. Harold komt zijn moeder bezoeken. Onderwijl moet hij steeds aan de moord denken.
XI pag. 97-103. Roeloefsz komt, maar blijft nog beneden. Plagerijtjes tussen hem en de inmiddels weer wakker geworden Takma. Ottilie gaat met Takma naar boven, gevolgd door Lot en Elly. Het bezoek wordt geheel van Lot uit gezien. Hij vraagt zich af of Elly zijn nicht is. Dan vertrekken zij, behalve Takma. Roelofsz voegt zich bij de twee oudjes. Ottilie meent telkens buiten iets te zien bewegen. Zij spreken over mama Ottilie. Takma begint over de moord, maar de twee anderen willen er niet over spreken. Takma is kennelijk het senielst. De rol die Roelofsz bij het drama gespeeld heeft, wordt duidelijk.
XII pag. 104-113. De huwelijksreis van Lot en Elly. Bezoek aan vader Pauws in Brussel. De lezer wordt bekend met het huwelijksleven | |
[pagina 18]
| |
dat Pauws met Ottilie leidde. De familie Dercksz blijkt steeds enigermate geschuwd geweest te zijn. Meer gegevens over de moord, en over Ottilie jr.
XIII pag. 114-123. Vervolg van de huwelijksreis: Parijs. Lot spreekt met Elly over zijn angst om oud en vuil te worden. Ontmoeting met Theo van der Staff, de zoon van Therèse. Samen gaan ze Therèse opzoeken, die in een klooster verblijf houdt. Het gesprek handelt over boetedoening. Het blijkt de lezer, dat Therèse van de moord afweet ten gevolge van een ziekte van oma Ottilie, waarin deze in ijlkoortsen alles bekend heeft.
XIV pag. 124-128. In de nachttrein Parijs-Marseille: Elly's gedachten over Lot worden weergegeven, over de familie, haarzelf, de tegenstrijdigheden in haar leven, haar verleden. Vervolgens Lots gedachten over zichzelf en Elly, over zijn plannen.
XV pag. 129-137. Zij logeren in Nice. Ottilie jr. bezoekt hen. Gesprek over haar en over wat haar dreef tot een vrij huwelijk. Lot en Elly beginnen hun geluk te beseffen.
XVI pag. 138-143. Bezoek van Lot en Elly aan Aldo en Ottilie jr. De heerlijkheid, blijheid en overdaad van het leven in het zuiden wordt beschreven als tegenstelling met het leven in het noorden. Hier kan Lot rust vinden voor zijn angst. | |
Tweede deel.I pag. 145-151. Stefanie haalt Anton af voor een bezoek aan de Van Wely's, hun petekinderen. Anton wordt in zijn ‘cerebraal onanisme’ getekend. Stefanie neust nieuwsgierig in zijnboekenkast, wordt daarbij door Anton betrapt.
II pag. 152-163. Het bezoek aan de Van Wely's, waarbij Antons zinnelijkheid uitkomt. De Van Wely's zijn vies van hem, maar dulden hem om zijn geld. Vooral Ina heeft het daarop voorzien. Het gesprek gaat over Antons broer Daan en diens vrouw Floor. Allen begeven zich naar Daan en Floor. Floor blijkt niet te weten, waarom zij naar Holland zijn overgekomen. Ina luistert een gedeelte van het gesprek tussen Harold en Daan af. Daan blijkt van de moord te weten, hij wordt erom in Indië gechanteerd. Het wordt aan Ina niet geheel duidelijk. Als men haar bemerkt, weet zij toch achterdocht te voor- | |
[pagina 19]
| |
komen. Van nu af is zij uiterst nieuwsgierig naar het verleden; zij denkt aanvankelijk dat het om geld gaat. Ina spreekt erover met haar man; allerlei gissingen worden gemaakt.
III pag. 164-171. Ina wordt gekweld door nieuwsgierigheid. Het tafelgesprek loopt, nogal uit de hoogte, over de familie. Ina zoekt Harold op. Diens zelfgesprek over de moord. Ina probeert achter zijn geheim te komen, maar tevergeefs. Harold blijft weer alleen achter, vervolgd door zijn herinnering.
IV pag. 172-176. De volgende dag gaat Ina naar het huis van oma Ottilie, om aan haar nieuwsgierigheid te voldoen. Zij spreekt met Stefanie, maar deze wil niet loslaten wat zij weet, omdat het iets betreft dat niet is zoals het behoort. Stefanie heeft alleen vermoedens, maar durft, dus wil niet zoeken.
V pag. 177-189. Stefanie gaat naar boven. Beneden spreekt Ina met Floor en Roelofsz. Zij komt niet meer te weten, dan dat Roelofsz op de hoogte is. Zij begeleidt vervolgens Takma terug naar diens woning, maar durft hem om zijn ouderdom niets te vragen. Ondertussen heeft Daan een gesprek met Roelofsz. Hij deelt hem mee, dat hij nu ook van alles afweet. Enkele finesses worden hierdoor aan het verhaal toegevoegd. Boven ziet oma Ottilie weer de schim van de vermoorde.
VI pag. 190-203. Adèle ontvangt een brief van Lot en Elly uit Florence. Mama Ottilie bevindt zich dan in Engeland bij haar kinderen uit haar tweede huwelijk. Adèle begeeft zich naar Takma om hem de brief voor te lezen, maar deze slaapt, naast een mand vol papiersnippers. Na een tijdje dringt het tot Adèle door, dat hij dood is. Steyn helpt alles te regelen, is executeur-testamentair. Hij gaat eerst naar Harold, die met het oog op de erfenis beaamt, dat Ottilie Takma's dochter is. Zij besluiten over de dood van Takma nog niets aan oma Ottilie te zeggen. Steyn waarschuwt ook Ina, die uiterst nieuwsgierig is naar de erfenis en de erven. Het kantoor van Takma wordt door Adèle schoongemaakt. Daarbij ontdekt ze de brief die Takma juist aan het verscheuren was, toen de dood hem overviel. Ze leest hem en komt zodoende achter het geheim; ze denkt de enige te zijn die ervan weet.
VII pag. 204-210. Ottilie komt uit Engeland terug, met Hugh, die weten wil hoeveel zijn moeder erft. Haar verhouding tot hem is sterk | |
[pagina 20]
| |
erotisch getint. Zij brengt een bezoek aan de dode. Roelofsz is door dit overlijden geheel van zijn stuk. Ottilie maakt een geweldige ruzie met Steyn, als deze ontdekt heeft, dat ze telkens geld heeft gekregen van Takma. Zij haat hem diep.
VIII pag. 211-215. Lot en Elly komen een dag na de begrafenis terug uit Italië. Er is een barst in hun geluk gekomen. Adèle deelt haar ontdekking mee aan Steyn; zij denken de enigen te zijn, die weten.
IX pag. 216-226. Bezoek van Ina, Lili en de baby's aan oma Ottilie. Daarna blijft Ina, om haar nieuwsgierigheid te kunnen bevredigen, nog wat in de benedenkamer. Zij praat met Anna, maar deze weet niets. Stefanie brengt het bericht, dat Therèse zal overkomen; over het verleden wil zij tegenover Ina niets loslaten. Daan komt vertellen, dat Roelofsz overleden is. Ook hij wil niets over vroeger meedelen. Als Harold binnenkomt, wordt hij van alles op de hoogte gebracht. Anton arriveert. Niemand wil oma Otillie Roelofsz' dood meedelen, ieder om eigen redenen. Ina probeert van Anton iets te weten te komen; door haar vragen meent hij zich iets te herinneren, maar wil niets loslaten.
X pag. 227-233. Ottilie en Adèle komen. Daarna ook Steyn, die met Ottilie ruziet, omdat Hugh in Den Haag is zonder dat ze het hem heeft gezegd. Bijna de gehele familie is aanwezig. ‘Het Ding’ gaat langs. Velen weten en ieder denkt de enige te zijn, die weet. Alleen Ottilie weet en raadt niets, zij is daarvoor te egocentrisch. Ottilie gaat haar moeder van Roelofsz' dood op de hoogte brengen. Oma Ottilie begrijpt dan, dat ook Takma overleden is. De schim van Takma verschijnt haar.
XI pag. 234-248. Lot en Elly zijn samen op Elly's oude meisjeskamer. Zij zijn minder gelukkig dan eerst: Lot kan niet zijn zoals Elly het van hem verlangt; hij is te indolent, zij te actief. Zij houden wel van elkaar, maar meer ‘intellectueel’ dan zinnelijk. Elly geeft toe: Lot zal doorgaan met ‘klein’ werk te leveren. Ze gaan naar hun grootmoeder, die sinds zij van het overlijden van haar twee oude vrienden heeft gehoord, het bed moet houden. Therèse is gekomen en bidt voortdurend. Zij praten met Anna en Steyn, o.a. over Hugh. Steyn deelt hun mee, dat hij van tafel en bed wil scheiden; Hugh zal bij mama Ottilie blijven. Lot moet ervan huilen. Als Ottilie | |
[pagina 21]
| |
en Hugh komen, maakt Steyn dat hij wegkomt. De huilende Lot wordt met zijn stiefbroer geconfronteerd. Anna komt zeggen, dat oma Ottilie stervende is. Allen haasten zich naar boven, behalve Hugh.
XII pag. 249-250. Harold, Daan, Floor, Stefanie, Anton, Ina, d'Herbourg, de Van Wely's en Adèle komen. Oma Ottilie sterft. Harold valt flauw.
XIII pag. 251-263. Lot is ziek geworden, bronchitis en influenza, maar de voornaamste oorzaak is psychisch. Elly is van hem heengegaan, om bij het Rode Kruis in de oorlog in Moekden te dienen. Zijn moeder verzorgt hem. Lot vraagt Hugh goed en lief voor zijn moeder te zijn. Pauws komt zien, hoe het met zijn zoon gaat; zijn gedachten over de huwelijken van hem en zijn kinderen. De kapper komt Lot wat opknappen. Lot vertelt Pauws van Elly's vertrek; maar deze kan hun verhouding zoals die nu geworden is, niet begrijpen. Als hij Lot verlaat, voelt hij aanvechting naar mama Ottilie te gaan, van wie hij nog steeds houdt; hij laat het echter na.
XIV pag. 264-269. Lot woont, alleen, in Napels. Pauws heeft hem tot nu toe gezelschap gehouden, maar is weer naar Brussel teruggekeerd. Zojuist heeft Steyn hem opgezocht en alles over de verhouding tussen oma Ottilie en Takma en de gevolgen daarvan verteld. Lot voelt weer zijn angst om oud te worden. Hij denkt aan Elly, aan haar doelbewustheid, aan zijn eigen eenzaamheid. Hij denkt aan zijn moeder, haar laatste brief, haar onzekere toekomst, haar jaloezie, die zich nu op Hugh concentreert. Hij denkt aan zijn toekomst met Elly, aan zijn werk, klein werk, aan zijn kleine genietingen. En hij buigt zich weer over zijn papieren.
‘Het sujet is het geheel van motieven in juist die opeenvolging en dat verband, waarin zij in het werk gegeven zijn’, luidde een hierboven aangehaald citaat van Tomăshevskij. Deze opeenvolging en dit verband nu staan uitgedrukt in een bepaalde schrijftrant. Onder schrijftrant wordt hier verstaan het geheel der kenmerken van het taalgebruik in het verhaal, voor zover deze slechts van betekenis zijn binnen de zin. Als voorbeeld noem ik de zo vaak voorkomende inversie; de duidelijk aan de dag tredende voorkeur voor aan het Frans ontleende woorden, bijv. ‘cauchemar’, ‘niëren’, ‘radoteren’Ga naar voetnoot1; neolo- | |
[pagina 22]
| |
gismen, zoals ‘het weg-ge verleden’, ‘opdriftigen’, ‘metaalkleuren’Ga naar voetnoot1. Deze vormen van taalgebruik zijn geen elementen in de structuur of de compositie van het werk; zij maken slechts deel uit van de constructie van een zin. Gezamenlijk verlenen zij het verhaal een zeker karakter, dat hier als ‘schrijftrant’ wordt aangeduid. Niet hiertoe behoren vormen van taalgebruik die van belang zijn voor de structuur of de compositie. De betekenis van de hoofdletters in bijv. ‘het Ding’Ga naar voetnoot2 en ‘Angst voor de Ouderdom’Ga naar voetnoot3, of van woorden als ‘jong’, ‘oud’, ‘kind’, of van de herhaling van bepaalde woorden en zinsnedenGa naar voetnoot4, gaat uit boven het belang der eerder genoemde taalkenmerken. De schrijftrant nu van Van Oude Mensen zal in deze studie niet onderzocht worden. Het zou te ver voerenGa naar voetnoot5. Het verhaal, zoals het voor ons ligt, het geheel van de motieven in juist die opeenvolging en dat verband, waarin zij in het werk gegeven zijn, en dat uitgedrukt in juist die schrijftrant, waarin het aangeboden wordt, is ons sujet. Wij baseren ons bij het onderzoek op dit gegeven taalgeheel en richten vooreerst onze aandacht op het stelsel van motieven. |
|