begin leek het er op, dat het een opwindende jacht zou worden en nu staat hij hier al dagenlang voor niets.
Plotseling hoort hij zware stappen naderen.
Hij hoeft zich niet eens om te draaien. Hij herkent onmiddellijk de zware stappen van een der agenten van het bureau.
‘Is er wat nieuws?’ vraagt hij gretig, als de man bij hem is.
‘Een telegram voor u uit Londen.’
‘Eindelijk,’ zegt Pinner verheugd.
Nadat hij het telegram heeft gelezen, zegt hij tegen zijn collega:
‘Ik moet even met mijnheer Grant spreken. Misschien wilt u even een oogje in 't zeil houden?’
‘Natuurlijk,’ zegt de beambte en Pinner begeeft zich naar de woning van mijnheer Grant.
Hij belt aan en William Grant doet zelf open. Hij kijkt den bezoeker vragend aan.
‘Ik ben brigadier Pinner van Scotland Yard,’ zegt de beambte en toont zijn legitimatiebewijs. ‘Zou ik u even kunnen spreken?’
‘Komt u binnen,’ zegt Grant en gaat Pinner voor naar zijn werkkamer. Wanneer zij plaats genomen hebben, vraagt hij:
‘En, mijnheer Pinner, wat kan ik voor u doen?’
‘Mijnheer Grant,’ valt de brigadier met de deur in huis, ‘is het u bekend dat uw broer, alvorens op zoo noodlottige wijze aan zijn einde te komen, den juwelier vijftigduizend pond heeft uitbetaald?’
Met een ruk komt William Grant overeind.
‘Wat zegt u daar?’ vraagt hij met heesche stem, ‘heeft hij die vijftigduizend pond betaald?’
Pinner kijkt hem scherp aan.
‘Wist u dan, dat hij van plan was, niet meer dan vijftigduizend pond te betalen?’
‘Natuurlijk.’
‘Waarom natuurlijk? U was den juwelier het dub-