‘Neen, hij had een kleinen koffer bij zich.’
‘Heeft u alles in bankpapier uitbetaald?’
‘Ja.’
‘De nummers heeft u natuurlijk niet genoteerd?’
‘Ja, die heb ik wèl genoteerd.’
‘Wat?’ roept de beambte verrast. ‘Bravo! Kom op met de nummers!’
De chef ontsluit een la van zijn schrijftafel, neemt er een map uit en begint eindelooze getallen op te dreunen.
De detective noteert geduldig.
Tevreden legt hij zijn notities terzijde en zegt:
‘Deze nummerlijst is alleen reeds voldoende, alle moeilijkheden uit den weg te ruimen, die u ooit met uw directie zoudt kunnen krijgen. Maar nu gaan wij verder. Er was nog een tweede reden, waarom u onmiddellijk het groote tegoed heeft uitbetaald.’
‘Dat is zoo. Mijnheer James Grant zei terloops, helemaal niet zenuwachtig maar in tegendeel zeer beslist, dat hij den volgenden dag voor voldoende dekking zou zorgen.’
‘Zoo, zoo.’
‘Neen, inspecteur, dat is alles, wat ik u kan zeggen.’
‘Dat is niet alles, wat u mij kunt zeggen,’ spreekt de beambte van Scotland Yard tegen. ‘Waarom schrok u zoo geweldig, toen ik naar de firma Grant Brothers vroeg?’
‘Nu moet u eens even luisteren, inspecteur. Wanneer ik op eigen hand iemand een klein fortuin uitbetaal, en deze klant mij belooft, den volgenden dag voor dekking te zorgen, echter niet komt maar wèl - Scotland Yard, is het dan zoo gek, dat ik geschrokken ben?’
Peinzend knikt de beambte, neemt onverwacht afscheidt en belt dringend zijn chef op.