Zijn verzoek wordt beleefd doch beslist afgewezen.
‘Het spijt mij, inspecteur, maar de namen van deze mannen worden stevig geheim gehouden. Om u de waarheid te zeggen: ik ken ze zelf niet.’
In plaats van te antwoorden reikt Baxter hem zijn volmacht over de tafel.
De afdeelingschef werpt er een blik op, bestudeert het document met eenige verbazing en staat op.
‘Dit is natuurlijk iets anders... wilt u een oogenblikje wachten.’
Twee minuten later wordt Baxter door een ordonnans afgehaald, die hem door een doolhof van gangen naar het hoofdgebouw brengt.
Even daarna staat hij voor den chef van de politieke politie en herhaalt zijn verzoek.
De chef bestudeert de volmacht eveneens nauwkeurig, knikt bevestigend, schrijft een paar regels op een stuk papier, geeft dit aan den ordonnans en geeft den inspecteur een teeken, mee te gaan.
Wanneer Baxter weer op straat staat, is hij een stuk wijzer geworden. Hij weet nu, dat de hulpkassier van de ‘Daily News’ een agent van den geheimen dienst is.
Mooi.
Zoover is het gelukt. Nu verder. Hij vergeet dat zijn maag nog steeds leeg is. Dat hij ondanks zijn nachtdienst nog geen oogenblik heeft geslapen.
Hij is echter niet in het minst hongerig of slaperig.
Langs den kortsten weg begeeft hij zich naar het gebouw van de ‘Daily News’ en vraagt den portier, waar zich de kasloketten bevinden.
Op zijn gemak slentert hij naar de bewuste afdeeling, blijft bij een der loketten staan en vraagt, of hij den hulpkassier Grant even zou kunnen spreken.
Hij wordt in een der wachtkamers gelaten en men verzoekt hem een oogenblik te willen wachten. Men zal mijnheer Grant dadelijk waarschuwen.
Even later verschijnt de hulpkassier.