grootste belang is. Maar bij uw gevolgtrekking verwisselt u de onderstelling met de consequentie. En daarom klopt ook het uiteindelijke resultaat - dat overigens voor mijn bedrijf niet bepaald flatteus is - absoluut niet.’
‘Dat begrijp ik niet,’ geeft Rex Allan toe.
‘U heeft zooeven beweerd, dat er met 't oog op de gegeven feiten slechts twee logische mogelijkheden bestaan. En op alle twee staat tuchthuisstraf, niet waar?’
‘Zeer juist.’
‘Nu, er is nog een derde, even logische mogelijkheid, die met de wettige strafbepalingen allerminst in conflict komt.’
De beambten wachtten zwijgend.
‘Wanneer dat niet het geval geweest zou zijn, zou ik deze affaire nooit met mijn naam hebben gedekt, wilt u daar rekening mee houden’, voegt Sir Austin er met zachte stem maar zeer nadrukkelijk aan toe.
Inspecteur Baxter heeft nog geen woord gesproken, maar krijgt nu een kleur tot achter zijn ooren. Hij is Engelschman. Sedert eeuwen staat de vlekkelooze autoriteit van de Engelsche aristocratie zoo onwrikbaar vast als de rotsen aan de Westkust.
Hier spreekt een prominent lid van de ‘Society’ over zijn eergevoel.
De eenvoudige, consciëntieuze inspecteur krijgt het benauwd. Hij wordt onzeker.
De colonel echter niet.
Hij weet wat hij zegt en hij weet nog beter, wien hij voor heeft. Een man met een smetteloozen naam, boven elken twijfel verheven.
En toch!
Er klopt iets niet. En al zou hij een telg van de Windsors tegenover zich hebben, hij wil en zal weten, wàt daar niet klopt. En daarom gaat hij volhardend verder:
‘Van uw persoonlijke eerbaarheid ben ik zoo rotsvast