geven, want over enkele minuten moet het vliegtuig landen.
Maar de dame uit Bandoeng, die tijdens de tusschenlanding zoo precies wilde weten, wat er aan de hand was, houdt hem nog even terug.
‘Mijnheer,’ zegt ze een beetje zenuwachtig, ‘ik heb een biljet naar Rhodos, maar de stewardes heeft niet gezegd, of ik ook moet overstappen. Kunt u mij ook zeggen, hoe ik verder kan komen?’
‘Maakt u zich maar niet ongerust, mevrouw,’ luidt het kalme antwoord van den gezagvoerder. ‘Ik sta in radioverbinding met mijn collega en zal even informeeren, welke route hij vliegt. In elk geval kunt u er op rekenen, dat u naar de plaats van bestemming wordt gebracht. Een oogenblikje geduld, mevrouw. Ik ben dadelijk terug.’
De piloot verdwijnt in de cockpit.
Maar het duurt niet lang of hij is weer in de cabine terug en verklaart:
‘Mevrouw, wilt u zoo vriendelijk zijn, met de andere passagiers in Bagdad over te stappen. Ongeveer twee uur voorbij Alexandrië moet u zich dan gereed houden. Mijn collega doet Athene aan en zal u in Rhodos afzetten.’
De dame is dol gelukkig.
‘Maar dat is prachtig, captain,’ zegt zij stralend. ‘Ik dank u hartelijk.’
‘Niet te danken,’ antwoordt de gezagvoerder glimlachend. ‘Tot ziens, mevrouw.’
Enkele oogenblikken later staat de ‘Koetilang’ op het vliegveld van Bagdad.
Naast zijn evenbeeld.