| |
| |
| |
Hoofdstuk XIV.
De ‘Koetilang’ heeft inmiddels zijn passagiers, die den nacht in het State Hotel van Jodhpur hebben doorgebracht, over de gloeiende vlakte van Perzië gevoerd en nu snelt zijn schaduw over de Arabische woestijn.
Inspecteur Grant laaft zich geregeld met ijskoud Heinekens bier.
Het begint hem steeds beter te smaken.
Drie uur geleden heeft de ‘Koetilang’ op het Perzische vliegveld van Djask, aan de golf van Oman, zijn onverzadigbare benzinetanks opnieuw gevuld.
Zooeven heeft de stewardess medegedeeld:
‘Over een uur landing in Basra... twaalf uur oponthoud... gereserveerde kamers in hotel Shatt-el-Arab bij het landingsterrein.’
In de diepte ligt als een reusachtige spiegel de eindelooze watervlakte van de Arabische Zee.
Plotseling kijkt inspecteur Grant verwonderd op zijn polshorloge.
Van het aangekondigde uur zijn hoogstens vijfentwintig minuten verstreken.
En toch vergist hij zich niet.
| |
| |
De romp van de Douglas trilt niet meer onder het machtige rhytme van zijn motoren.
Haast onmerkbaar schommelt de cabine in een lange, geruischlooze glijvlucht.
In groote, wijde bogen glijdt de ‘PH AZK’ uit de kristalheldere hoogte de aarde tegemoet.
Er is niet aan te twijfelen.
Het vliegtuig gaat landen.
Op geringe hoogte begint de metalen romp weer te trillen.
De motoren.
Hun donderend geluid hoort men nu ook in de passagierscabine.
Een minuut later bereikt het vliegtuig de aarde, rolt uit en staat stil.
Het trapje wordt naar beneden gelaten.
De passagiers stappen uit.
Ze kijken verbaasd om zich heen.
Wat is dat?
Geen platform, geen startveld, geen gebouw, geen beambten en bovendien geen hotel?
Is dat Basra?
Neen, het is Shatt-el-Arab, de samenvloeiing van Euphraat en Tigris.
Het land is Irak en het water is de Perzische golf.
Dat is natuurlijk weer interessant, vindt inspecteur Grant, maar...
Hij richt een vraag tot de stewardess.
Deze glimlacht en antwoordt:
‘De gezagvoerder heeft opdracht gegeven, de motoren na te zien en zooals U ziet, is hij reeds met den mecanicien aan het werk.’
| |
| |
De andere passagiers komen nu ook aangeloopen en informeeren:
‘Dus een noodlanding?’
‘Als U het zoo noemen wilt’, geeft de stewardess toe, zet een klaptafeltje neer en begint er ververschingen en koele dranken op te etaleeren.
Aha, daar komt de tweede piloot.
Hij wordt onmiddellijk door de passagiers omringd en met vragen bestormd.
Lachend heft hij de handen op.
‘Maar, dames en heeren’, zegt hij kalmeerend, ‘wat is dat hier voor een opwinding? Ik hoor zelfs het groote woord noodlanding’. En dat voor een van de meest gewone zaken, die er in ons bedrijf bestaan.’
Grant is het daar inderdaad mee eens.
Onder een noodlanding heeft hij zich iets geheel anders voorgesteld. Namelijk een reeks onaangename gebeurtenissen met rampspoedige gevolgen.
En wat deze ‘noodlanding’ aangaat: hij heeft er niet eens iets van gemerkt en de gevolgen schijnen zich tot roomijs en fruit te bepalen.
Maar een dame uit Bandoeng is nog niet heelemaal gerustgesteld.
Zij houdt den tweeden piloot aan zijn mouw vast en informeert zenuwachtig:
‘Wat is er nu eigenlijk met de motoren gebeurd?’
Heelemaal niets’, verzekert de vliegenier en legt met groote bereidwilligheid uit:
‘Vanzelfsprekend is er heelemaal niets gebeurd. Er kan eigenlijk niets gebeuren, want de gezagvoerder merkt altijd van te voren meerdere symp- | |
| |
tomen op, die tijdens het verloop van de reis eventueel tot motorstoring zouden kunnen leiden - tenminste wanneer er niet onmiddellijk de noodige aandacht aan zou worden besteed... begrijpt U, wat ik hiermee wil zeggen?... Aangezien wij opdracht hebben, nooit, maar dan ook nooit eenig risico te nemen en bovendien de gezagvoerder de gunstigste gelegenheid voor het reviseeren der motoren afwacht, hoeft U zich geen oogenblik ongerust te maken. Het is veel verstandiger, eens van de heerlijke perzikken te proeven, die de stewardess daar op dat tafeltje heeft neer gezet. Dat is beter, dan dat U zich noodeloos ongerust maakt.’
Dat helpt.
Tien minuten later beginnen de motoren weer te draaien, het geïmproviseerde snelbuffet op het weiland wordt afgebroken, de reizigers zoeken hun plaatsen weer op, het trapje wordt ingetrokken, de deur van de cabine klapt dicht en de motoren beginnen te ronken.
De ‘Koetilang’ rolt een paar honderd meter over het gras, stijgt dan op en neemt met groote snelheid zijn ouden koers weer op.
En die koers is:
Zuidwest.
Nauwelijks is het vliegtuig weer in de lucht, of de voordeur van de cabine gaat open en de mecanicien komt uit de cockpit en wil zich met z'n smerige handen, die vol olie zitten, naar het waschlokaal begeven.
Hij wordt echter door de passagiers op de voorste plaatsen onmiddellijk tegengehouden:
| |
| |
‘Wat was er aan de hand?’
‘In de rechter propeller was een vogel terecht gekomen........ veeren en smeerboel in koelers......... schoongemaakt......... afgeloopen.’
Na dit op onverschilligen toon gegeven antwoord verdwijnt de man in het waschlokaal.
Inspecteur Grant valt in slaap. maar hij wordt spoedig weer wakker.
Buiten weerklinkt het geratel van bagagewagens en het gewar van stemmen in een onverstaanbare taal.
Basra.
De ‘Koetilang’ heeft nu een kwart van den wereldbol overvlogen en staat om 16 uur 15 op het vliegveld van Irak.
Op de minuut af, zooals het in de dienstregeling van de K.L.M. staat.
Beter op tijd dan de tram, die de kilometer tusschen Heemstede en Haarlem rijdt.
A propos Haarlem.
Inspecteur Grant kan zich nauwelijks voorstellen, nu zal hij haar binnenkort zien.
Zou zijn moeder nog in hetzelfde huisje aan den Verspronckweg wonen?
Hij heeft lang niets meer van haar gehoord, maar nu zal hij haar bnnenkort zien.
In Haarlem.
Alleen de naam reeds roept hem alle mogelijke heerlijkheden voor den geest, die hij vroeger doodgewoon vond en die hij nu al jaren heeft moeten missen.
De lucht bijvoorbeeld.
| |
| |
De bries van de nabije zee, de geur van duizenden bloemen, de heerlijke koelte van prachtige bosschen, de schitterende aanblik van tallooze bloeiende tuinen. Dit alles tezamen vormt de groote, onvolprezen schoonheid van de gezonde, frissche buitenwijken van Haarlem.
Zuchtend denkt inspecteur Grant aan al de aangename dingen en neemt met de andere passagiers de vlucht naar den koelen wintertuin van het hotel.
Want de hitte buiten het hotel is drukkend en zwoel en voor een Europeaan niet uit te houden.
Het vagevuur van de Syrische woestijn.
En hier heerscht zonder overdrijving een van de gemeenste klimaten van de geheele wereld.
Ten minste dat is de opinie van mister Hegwood uit Melbourne, Australië, medepassagier en tafelbuur van inspecteur Grant.
En deze Hegwood moet het weten.
Want hij is al sedert jaren stamgast van de K.L.M. Hij is de bezitter van geweldige schapenfokkerijen in Victoria en Nieuw Zuid-Wales, bemoeit zich echter in het geheel niet met de leiding, maar vliegt zonder zich eenige rust te gunnen van het eene land naar het andere.
Van de ijsvlakten van Groenland tot Kaap Hoorn, het zuidelijkste punt van Argentinië, van de prairies van Alaska tot de rimboe's van Borneo, van Abessinië tot Yokohama, van Siberië tot Kaapstad, en van Hongkong tot Tripolis kent hij den aardbol.
Grant steekt een versche sigaar op terwijl mister Hegwood verder praat:
| |
| |
‘Heeft u al over die tusschenlanding van zoo even nagedacht?’ vraagt hij.
Grant kijkt op en begrijpt niet precies, wat de ander hiermee bedoelt.
Grant verklaart zich nader:
‘Dat zal ik u zeggen. Terwijl het vliegtuig met een snelheid van driehonderd kilometer per uur het luchtruim doorklieft, vliegt een groote vogel in de propeller. Hij kan niet wegkomen en wordt verscheurd. - Hij is verdwenen. Maar de veeren, mijnheer, de veeren zitten ergens in het gevoelige organisme van de razende motor...... en dat hoort de gezagvoerder, mijnheer! Stelt u zich dat eens voor als u kunt...... ik kan het in elk geval niet. De motoren maken een lawaai, dat men het drieduizend meter onder ons op de aarde kan hooren...... de piloten kunnen niet eens met elkaar praten, zoo dreunen de machines in hun ooren, en toch hooren ze het...... natuurlijk niet, dat er veeren in de motor zitten, maar dat ergens iets niet in orde is...... dat vind ik op zichzelf al een ongeloofelijke prestatie....., hè?...... Ja, ik begrijp er ook niets van, maar zooals u daar net gezien heeft, het is toch maar een feit mijnheer!’
Inspecteur Grant knikt. Dan denkt hij even na en zegt tegen mr. Hegwood:
‘Maar zou het nu wel volstrekt noodzakelijk geweest zijn, om voor die paar veeren een tusschenlanding te maken? Ik heb wel geen verstand van motoren, maar ik zou toch zeggen, dat het een beetje overdreven is.’
De Australiër zegt opgewonden:
| |
| |
‘Noodzakelijk, mijnheer? Overdreven? ...... Ik ben heusch ook geen ingenieur, maar veeren in een werkende motor, kapotte beenderen, steenharde klauwen? ...... Ik moet er niet aan denken. Maar daar gaat het niet om. De hoofdzaak is de nuchtere, onwrikbare, vastberaden consequentie van deze K.L.M. piloten - ik ken er trouwens veertien van - deze weergalooze discipline, waarmee zij de eerste stelregel van de directie opvolgen:
“Nooit eenig risico nemen.” Dat is het belangrijkste mijnheer. Zij wachten niet, tot veeren of beenderen de olietoevoer of koeling onklaar hebben gemaakt, zij wachten niet, tot de motoren beginnen te haperen, zij wachten nooit, tot een defect een voldongen feit is geworden, zij laten het nooit zoover komen, dat een noodlanding uitgevoerd moet worden, zij denken nooit: wij houden het nog wel een paar uur uit, zij rekenen nooit met de mogelijkheid, dat het misschien niet zoo erg is, zij vertrouwen er nooit op, dat er vermoedelijk toch niets zal gebeuren. zij laten nooit iets aan het toeval over, zij gelooven nooit, dat iets onbelangrijk is, zij kennen hun vak, letten goed op, houden zich streng aan hun voorschriften, zijn zich steeds van hun verantwoordelijkheid bewust, hebben uitstekend geschoold hulppersoneel, prachtige machines en een geweldige ondervinding. De geheele dienst is schitterend georganiseerd en wat het belangrijkste is...... de maatschappij kent het woord “eerzucht” niet.’
Grant wordt bij deze opsomming van goede eigenschappen een beetje draaierig in zijn hoofd.
| |
| |
De laatste zin begrijpt hij heelemaal niet en verzoekt mr. Hegwood dit nader uit te leggen.
Mr. Hegwood verklaart:
Zij zetten geen grooten mond op over hun prestaties, maar werken rustig door, zij geven geen cent om reclame, maar zorgen voor veiligheid, zij probeeren de successen van concurreerende maatschappijen niet af te kammen, maar leeren er van, zij voelen er ook niets voor krankzinnige records op hun naam te brengen, maar zorgen voor het toppunt van gemak, zij kondigen een van hun tallooze wereldvluchten niet van te voren met veel bombarie aan, maar brengen haar tot een goed einde, zij geven geen vermogen voor propaganda uit, maar zorgen er voor, dat u en ik onzen nek niet breken, zij reiken geen plaatsbewijzen in juchtleeren étui's uit, maar het eten is uitstekend. Heb ik gelijk of niet, mijnheer?’
Terwijl inspecteur Grant bij wijze van instemming levendig met het hoofd knikt, heeft mister Hegwood tijd, om na zijn vurige betoog een beetje op adem te komen.
Maar dan schiet hem nog iets te binnen. Hij haalt diep adem en vervolgt:
‘Ik ben Engelschman, mijnheer, en een goed vaderlander ook; dat mag ik gerust beweren. Bovendien heb ik in de oorlog bewezen, dat ik alles voor mijn land over heb. Maar nu in vredestijd hou ik hoofdzakelijk van mezelf en daarom ben ik stamgast van de K.L.M., wanneer ik op reis ga. Ik kan me de tijd kort na de oorlog nog goed herinneren, toen deze drommelsche kerels met een afgrijselijke houten kist en een rammelende motor, een draadbespanning
| |
| |
waar de wind doorheen floot en zonder radio tusschen Nederland en de tropen heen en weer huppelden, alsof het een doodgewoon pleiziertochtje door de lucht betrof.
Een jaar later waren zij het, die zich in Engeland door het voorstel belachelijk maakten, de Br. Indische post van Singapore mee naar Europa te brengen. Men heeft ze uitgelachen en geprobeerd, hun dergelijke onzin uit het hoofd te praten. Ten slotte heeft men toegegeven. En korten tijd daarna lachte men niet meer. De brieven kwamen namelijk, maar binnen twee weken in plaats van twee maanden.
Toen hebben wij het zelf geprobeerd, maar men heeft niet alleen tevergeefs op de post gewacht, maar ook van de machine en den piloot heeft men nooit iets gehoord. En op het oogenblik is het zóó, dat onze eigen maatschappij met de allermodernste vliegtuigen voor de lijn Londen - Singapore bijna dubbel zooveel tijd noodig heeft als de K.L.M. Bovendien heeft zij veel hoogere kosten en de machines komen verre van geregeld aan...... ik herhaal, mijnheer, daarom ben ik stamgast van deze maatschappij, waar ik altijd in uitstekend gezelschap ben en......’
Grant maakt een bescheiden buiging.
Mister Hegwood lacht hartelijk, want dat bedoelde hij in 't geheel niet.
Daarom vervolgt hij:
‘Neen, waarde heer, ofschoon ik uw aangenaam gezelschap buitengewoon op prijs stel, bedoelde ik zoo even toch iets anders...... ik wilde daarmee zeggen, dat zelfs de maharadja's en andere hoofden van
| |
| |
het Britsche Imperium ter gelegenheid van de kroning van George VI met Hollandsche vliegtuigen naar Europa kwamen, ofschoon zij reeds weken van tevoren plaatsen moesten bespreken of...... te laat arriveerden, omdat de machines geregeld volgeboekt zijn.
Maar ik hoef eigenlijk niet zoo lang over die dingen te praten...... denkt u maar aan de Melbourne race, die eenige jaren geleden plaats vond en zooveel opzien wekte. Dan weet u heusch genoeg.’
Inspecteur Grant moet het tot zijn schande bekennen, dat hij indertijd wel iets over deze Melbourne race gehoord heeft, maar dat hij eigenlijk niet precies weet, hoe het een en ander in zijn werk is gegaan.
‘Ik heb altijd het land gehad aan vliegtuigen, zegt hij verontschuldigend, ‘en daarom heb ik er nooit iets van willen hooren of lezen.’
De Australiër slaat zich met de vlakke hand tegen het voorhoofd en roept:
‘Hoe is het mogelijk?! - En het is nog wel een Hollander die zooiets zegt! ...... Dat moet ik u toch nog even vertellen...... Er werd een luchtrace Engeland - Australië uitgeschreven, die voor alle vliegtuigen - afgezien van militaire vliegtuigen - van de geheele wereld open was. Ongeveer een jaar lang heeft men in Engeland, de Vereenigde Staten, Duitschland, Frankrijk, Italië en ik weet niet waar nog allemaal meer koortsachtig gewerkt. Er werden mooie super-machines gebouwd met geweldige racemotoren, monsters van snelheid, stroomlijnconstruc- | |
| |
ties van de meest geraffineerde soort - met één woord fantastische modellen voor deze geweldigste van alle races die ooit werd uitgeschreven. Even voordat de termijn van inschrijving werd gesloten, kwam een bericht van de Hollanders binnen, dat zij met een van hun normale verkeersvliegtuigen aan den wedstrijd zouden deelnemen - en met acht pasagiers!’
Grant spert de oogen wijd open.
‘Dat meent u toch niet, mister Hegwood?’ vraagt hij ongeloovig.
Glimlachend knikt de Australiër.
‘Ja, mijnheer,’ gaat hij voort, ‘het klinkt inderdaad als een grapje en toch is het de zuivere waarheid. In Engeland heeft men er echter niet om gelachen...... men kende daar de Hollanders en hun prestaties voldoende.
Nu, de wedstrijd begon en wel in twee verschillende klassen: race machines en gewone vliegtuigen. Scott en Campbell kwamen in de race-klasse het eerste binnen. Zij werden half bewusteloos uit de cockpit getrokken, waar zij tusschen de benzinetanks en de motoren meer hingen dan zaten......
De Hollanders waren intusschen met hun groote verkeersvliegtuigen in een cycloon terecht gekomen en daalden bij het kleine plaatsje Albury op een miniatuur parkeerterrein voor auto's...... wat zegt u, mijnheer?...... Neen, dat is geen mop...... op een klein, drassig veld, midden in den nacht, in een vreemd werelddeel, te midden van een cycloon. Daar hebben zij op den volgenden morgen en op beter weer gewacht.
| |
| |
Hoe de gezagvoerder het klaar heeft gespeeld, dit vliegend hotel van het kleine doorweekte veld weer de hoogte in te krijgen, weet hij waarschijnlijk alleen... maar hoe dan ook, na een oponthoud van bijna twaalf uur kwamen zij kort na Scott en Campbell binnen en stapten uit, maar niet half bewusteloos. Integendeel: keurig geschoren, kerngezond, flink uitgeslapen en heelemaal niet verwonderd. Ze schenen het een doodgewoon geval te vinden.
‘Sedert dien tijd vliegen de Hollanders een regelmatigen dienst tusschen Sydney over Java naar Europa en een ongeval is nog niet voorgekomen.’
‘Zoo, mijnheer. nu weet u tenminste, waartoe de Hollanders in staat zijn.’
Mister Hegwood kijkt den inspecteur na deze lange redevoering triomfantelijk aan.
Maar Grant is nog niet tevredengesteld.
Hij wil namelijk graag weten, wanneer de andere deelnemers binnen zijn gekomen.
Mister Heywood staat op en zegt:
‘Na 'n dag of twee drie kwamen nog een paar race-machines binnen. Een week lang kwam af en toe nog iemand binnen en een groot gedeelte is er geloof ik vandaag nog niet...... maar nu ga ik naar bed, mijnheer, want morgenochtend gaan we alweer om vier uur verder. Good night.’
|
|