maar ik weet geen beter. Er is telkens in de verzen van Verwey, zelfs helaas in de goede, een remmend element, dat schijnbaar uit het verstand voortkomt, maar in wezen, naar ik meen, veel meer uit uiterlijke dingen, het rijm vooral, en dat de vrije ontplooiing van het gedicht geheel of gedeeltelijk belemmert. Het is of de dichter zich tegen zichzelf te weer stelt en om niet te verglijden in het gemakkelijke, zich schrap zet in het weerbarstige, wat ten slotte even gemakkelijk is.
Maar, ik herhaal het, het schijnt mij toe, dat deze verkeerde spanning steeds meer aan het verdwijnen is en het lijkt mij dan ook niet onmogelijk, dat wij nog eenmaal het boek zullen krijgen van die diepe, mannelijke, door geen tijdsgebeuren te ontmoedigen liefde voor het leven en de wereld, waarvan het beeld Verwey altijd moet hebben voor oogen gezweefd.
Ik heb de tentoonstelling ‘Nederlandsch-Indië in de letterkunde’, die dezen zomer in Den Haag gehouden is, niet gezien, maar verstout mij niettemin te beweren, dat het boekje verzen van Jan Prins - met eenige romans van Couperus natuurlijk - wel het belangrijkste zal zijn geweest wat daar aanwezig was. - Het is immers opvallend, hoe weinig de Nederlandsche letteren aan de koloniën danken. Deze opmerking is meer gemaakt; het ware interessant, eens naar de oorzaken van dit verschijnsel te speuren, maar dit zou mij hier te ver voeren en bovendien heb ik het vermoeden, dat men daaromtrent bij vermoedens zou blijven. Des te dankbaarder moeten wij zijn voor wat wij hebben, vooral als dit weinige van de qualiteit van Couperus of Prins is.
Vergis ik mij niet, dan hebben alle gedichten, die in dit boekje zijn opgenomen, reeds gestaan in de drie bundels, die Prins tot dusver heeft uitgegeven. Er is dus geen aanleiding om ze uitvoerig te bespreken: men kan volstaan met ze - maar dan ook onvoorwaardelijk - te loven. Slechts een opmerking dringt zich nog naar voren, nu al dit Indische werk in één boekje is samengevat: hoe buitengewoon Hollandsch ook (juist?) dit werk van dezen dichter is. Ik geloof dat men dit niet moet betreuren, in-