Het verlangen(1921)–J.C. Bloem– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Lentewind Lentewind, uw volle vlagen Waaien wild in luide strooken, Warmer dan de stille dagen Voor de dooi was aangebroken. 't Ruischt en tikt van alle goten, Van de naakte, zwarte takken. In de weeke, sneeuwbesloten Wegen smelten donkre vakken. En gij stormt een verscher hopen In de harten, die verdoften. Nu zijn alle volgeloopen Van uw zwellende beloften. Nog laat gij niet af van geven, En zij weten 't, de onvervulden: Gij brengt ongeteugeld leven Aan wie traag den winter duldden. Lentewind, in later jaren Zal uw roepstem mij weer vinden, Maar die klank zal mij vervaren, Waar mij stilte en grijsheid binden. Dan zit ik bij 't zachte tintlen Van den haard ineengedoken, Peinzend, starend hoe de sintlen Vallen, doovend en gebroken. Vlijmend zal uw kouter klieven Door mijn pijnende gedachten, Want daarbuiten weet 'k gelieven In de' onstuimigsten der nachten. [pagina 70] [p. 70] En zij kussen, zij omarmen, Scheppen leven, dorsten, drinken - Roerloos zit ik, zonder karmen, En ik voel mij sterven, zinken. - Lentewind, die dronknen dragen 't Leven tot de verste scharen; Laat mijn wankle kleinmoed klagen, Waai en storm door alle jaren. Vorige Volgende