Het verlangen(1921)–J.C. Bloem– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Aan een verloren Vriend Forlorn, the very word is like a bell. Keats. Gij zult me in 't vreemde land wel nooit gedenken, Ook mij ontging allengs uw verre beeld. Nu komt dit uit der jaren schemers wenken, Zoo wazig als een droom een droom doorspeelt. Toen 'k nog uw oogen zien, uw stem mocht hooren In 't stille stadje eens onzer jeugd ter woon, Gingt gij mij reeds, hoe ik ook bad, verloren, Want elk zocht in dit leven ander schoon. U joeg een wilde drang naar wereldsteden, Waar 't leven krampt als in een snikkend hart, En koortsdoorschrijnd elk vliedt voor zijn verleden, Maar in de strikken van het nu verwart. Mij liet het leven stil en peinzend achter, Voor altijd in gedroomde vlucht gestuit. En 'k tuur, als op een berg een eenzaam wachter, Over de dalen van 't verleden uit. Wel kende ook ik dat einderwijd verlangen Naar tochten over aarde's breed gebied, Als niet één dak onze onrust kan omvangen, En iedre dageraad ons verder ziet. Maar ik wist dit: slechts weingen is gegeven, Weingen van ons, die iedre schijn verleidt, Het leven naar zijn schoonsten wil te leven: De velen raken nooit tot zaligheid. U sloegen de onverzoenlijk-wreede vlagen Van 's levens bitterheid en barren nood. [pagina 50] [p. 50] Toch zult ge nu zelfs niet uw keus beklagen: Gij mocht niet anders, waar de droom gebood. Maar mij zijt gij verloren. Lange stoeten Van uren zijn sinds 't scheidingsuur vergaan. En 'k wensch geen weerzien: als we elkaar ontmoetten, Zouden we, een vreemde naast een vreemde, staan. Hoe eindloos teer klinkt mij dat woord in de ooren, Teer als aan middaglucht een ijle maan, Die broze luiding van geluid: verloren... Is heel dit leven niet verloren gaan? Weet dan, verslagene, maar immer strevende, Dat steeds mijn hart de erinnering bewaart: Mijn vriendschap is u nog als voor een levende, Mijn weemoed om u of ge een doode waart. Vorige Volgende