Het verlangen(1921)–J.C. Bloem– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] De Bruid Waai om mijn slapen, o wind van het Zuiden, Laat mij niet los. Zie hoe 'k u wacht als de jongste der bruiden, Bleek in mijn dos. Hemel, weerhoud niet uw streelenden regen, Zegen me een wijl; Ik ben als gij: vol van teeder-verzwegen Tranen en heil. 't Eendere leven, wiens gistende werken Groent in het blad, Schiep mij een zuster der zilveren berken, Bevend langs 't pad. Nog in den reidans van meisjes en knapen Vlocht mij het lot, Maar in het donker, te warm om te slapen, Bad ik den god, Dat ik niet meer in mijn schaduw verholen Hunkere en treur' Bij de verwaaide muziek van violen 's Nachts voor mijn deur. Laat nu dit lange verlangen geduld zijn; Wat ik begeer Is slechts: verloren, verrukt en vervuld zijn, Voor immer meer. Vorige Volgende