De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd88den Haag 5 October 1924
Beste Aart Het speet mij zeer, te hooren, dat je zoo aan het sukkelen bent. Wat is dat toch ellendig, een lichaam te hebben dat in zoo flagrante tegenspraak met je innerlijk wezen staat. Aan den anderen kant bewonder ik - en ik kan het mij persoonlijk niet begrijpen, - hoezeer je dat innerlijk hebt weten vrij te houden van je persoonlijke omstandigheden. Dat moet toch een groot geluk zijn, dat aan ons lyrische jammeraars in draf den neus voorbijgaat. Wat heb ik je in een tijd niet gezien! Maar zoo gaat het. Je blijft in een zeker kringetjes hangen, en als je iemand eenmaal minder gaat zien, gaat dat minder ook steeds crescendo. Maar wees ervan overtuigd, dat mijn gevoelens onveranderd blijven. Ik verlang nog steeds naar een gelukkiger tijd voor ons beiden, voor jou wat je gezondheid, voor mij wat mijn omstandigheden betreft, waarop wij den omgang wat minder [...] kunnen hervatten, en dan onze gesprekken over literatuur en leven kunnen hervatten. - Ik heb eigenlijk ook niets nieuws te melden. Ik loop nog steeds in de tredmolen van den N[ieuwe] R[otterdamsche] C[ourant] zonder eenig uitzicht op verandering. Op het oogenblik ben ik met vacantie, die juist begonnen is. Ik ben vandaag naar Nijhoff gegaan en ga overmorgen naar Bergen bij Roland Holst. Over twee weken ben ik weer in Rotterdam terug, en als je dan in staat bent, mij te ontvangen, reken ik op een briefkaart van je. Gelukkig dat Toos en Joh het goed maken. Met mijn moeder en zuster gaat het ook wel.Ga naar voetnoot327 Doe mijn hartelijke groeten aan T. en J. en geloof mij, met de beste wenschen voor je gezondheid
steeds je Jacques |
|