De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |
86Rotterdam 23 Augustus 1920
B.A. Zoo juist ben ik uit Amsterdam terug gekomen. Het meer dan walgelijke weer heeft mijn plannen wel wat gedwarsboomd, maar de indices blijven toch gunstig. Ik kwam 's middags om 3 uur bij haar zuster, waar Sientje ook was.Ga naar voetnoot326 Het weer was te slecht om uit te gaan, dus zijn wij er samen blijven eten. 's Avonds ben ik met haar en haar zuster, die ik voor haar vriendelijkheid een contra-beleefdheid wilde bewijzen (dat is voor dat milieu wel wat erg pompeus uitgedrukt, maar ik weet niet, hoe ik het anders moet zeggen) naar de bioscoop gebracht. [sic] Na afloop bracht ik hen weer naar huis (bij haar zuster n.l.) en ik had toen gelegenheid, buiten alleen afscheid van haar te nemen. Toen ik haar vroeg, waar ik haar den volgenden Zondag zou komen afhalen, zeide zij, dat ik bij haar moeder kon komen. Dat is natuurlijk een heel goed teeken, want als zij het bepaald niet wilde, zou ze mij nooit thuis laten komen, waarmee ze zich zelf alleen in de heele straat [...] in opspraak zou brengen, voor niets. Ik heb dus alle hoop, maar leef niettemin nog in angst en vrezen. Waar nu ik evenwel zoo ver met haar gevorderd ben, kan ik haar minder missen dan ooit. Zij is werkelijk onbeschrijfelijk, zoowel uiterlijk als innerlijk. Nu adieu, mijn beste. Ik heb niet veel tijd meer. Ik kom dus Zaterdag over een week weer bij jelui. Heel veel hartelijks, ook voor Toos en Joh,
van je Jacques |
|