De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd84103 b. Schiedamsche Singel Rotterdam 13 Juni 1920
Beste Aart Wel bedankt voor je hartelijke briefje. Neen, in Rotterdam is het niet misgeloopen, sinds de vorige week Dinsdag ben ik er.Ga naar voetnoot318 Ik ben Vrijdagmiddag bij je geweest, maar helaas waren noch jij, noch Toos, noch Joh er. Misschien kom ik a.s. Zondag of Maandag nog even, maar zeker weet ik dat nog niet. Op je verjaardag zal ik tot mijn grooten spijt niet kunnen komen, aangezien ik dan in Amsterdam voor de heeren rechters zal verschijnen. Wel toevallig, niet waar? Maar geen bepaald prettig toeval.Ga naar voetnoot319 Het werk op de krant is druk en vermoeiend, hetgeen in deze omstandigheden een zegen is. Maar daarna. Ik zou zoo dolgraag mij in de eenzaamheid terugtrekken, en alleen literair werk verrichten. Dat is de eenige manier om er boven op te | |
[pagina 159]
| |
komen, want ik heb nog teveel in me, om me door één afschuwelijk noodlottig iets te laten vernietigen. Nooit heeft mijn armoede mij nog zoo gedrukt. Het leven is wel ongelooflijk hard voor mij; om mij zóó te slaan en tegelijk het geneesmiddel voor die slag weg te nemen. Een ding troost mij, en dat is de sympathie, die ik zoo ruimschoots ondervind. - Van mijn clubgenoot v/d Meulen, die een allerminst sentimenteel iemand is, integendeel, kreeg ik een zóó hartelijken brief, dat hij me bepaald ontroerde.Ga naar voetnoot320 - Maar deze dagen zijn beroerd, al ben ik ook vrij kalm. En ik zit hier zoo eenzaam, terwijl ik juist nu zoo'n behoefte aan een vertrouwde vriend heb. Ik ben vandaag in Dordrecht bij Mees geweest, waar we je natuurlijk ook nog herdacht hebben, mede in verband met je periode van Colombinistische dwangarbeid.Ga naar voetnoot321 Ook de Westertoren heb ik met attentie opgenomen. Hij woont er erg mooi, op de Nieuwe Haven. Ik vind D. trouwens heelemaal een prachtige oude stad. 't Was dat echte warme zomerweer, en een man speelde heel mooi op een occarina aan de gracht. Reint zei mij, dat hij dat alleen in 't voorjaar doet, en ik dacht aan jouw verzenmaken. - Er was zoo echt die verlief de Zondagavondstemming, met vrijende paartjes etc. en ik vond mijn leven zoo hopeloos mislukt en contrasteerend met al die gelukkige en tevreden menschen. Mijn dichterschap, dat nooit gelegenheid heeft gehad zich te ontplooien, die dagelijksche slavernij voor nog minder dan 't dagelijksch brood, en nu nog deze maatschappelijke klap. Maar eens zal alles voorbij zijn, omdat dan het leven voorbij is. Lees de laatste zin van Wuthering Heights eens over. Daar denk ik nu aan.Ga naar voetnoot322 Ik moet je namens Jan Greshoff (en mijzelf trouwens, maar ik heb op 't oogenblik | |
[pagina 160]
| |
waarachtig geen energie voor dergelijke dingen) vragen, een bundel gedichten van je in onze Palladium-serie te geven. De détails behandel ik mondeling wel met je; ik heb geen moed om dat alles uitvoerig te schrijven.Ga naar voetnoot323 Nu adieu, mijn beste, als ik eenigszins kan: tot spoedig. Groet Toos en Joh allerhartelijkst van me, en geloof mij
als steeds je Jacques |
|