De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
ben op 't oogenblik voor een paar weken thuis; voordien was ik een maand in Bergen, waarheen ik over een week weer vertrek. Ik ben daar zeer goedkoop en geschikt onderdak. Ik heb op 't oogenblik een kleine toelage van eenige vrienden, waardoor ik in elk geval het leven kan rekken, totdat ik eens iets te doen krijg, waarin ik mij werkelijk een bestaan kan scheppen, en niet, zooals tot dusver, allerlei betrekkingen, die ik om der wille van het geld accepteer, en waarin ik mij op den duur toch niet kan handhaven. Je begrijpt, dat de materiëele zijde van mijn bestaan nog wel zeer bedreigd is, maar in elk geval heb ik mijn vrijheid toch terug, en je begrijpt, hoe ik daarvan geniet. - Mijn adres in Bergen is: p/adr. Mej. Meuter, Zuidergeest. Ik blijf echter nog een week hier (d.w.z. niet in dit hôtel, daar ben ik slechts toevallig, maar bij mijn ouders) - Ik heb voor van den winter allerlei werkplannen, en hoop, die eindelijk eens te kunnen volvoeren. Jany Roland Holst is ook in Bergen, en mijn vriend Tielens, die op 't oogenblik in Egmond woont, komt er ook wonen.Ga naar voetnoot300 Dat is dus heel gezellig. Misschien - maar dat is nog niet gedecideerd - krijg ik er een heel klein huisje, dat aan ten Holt behoort.Ga naar voetnoot301 Daar zou ik dan mijn boeken en meubelen onderbrengen, en meteen voor ‘werkplaats’ inrichten, en dat zou natuurlijk wel meer dan mooi zijn. En hoe maken Toos, Joh en jij het? 't Is geweldig lang geleden sinds ik jelui heb gezien. Ik hoop toch nog eens te komen. Wanneer zal dat lang gekoesterde ideaal nu toch eens werkelijkheid worden: wij samen wonend in hetzelfde dorp. - Zoodra ik ergens gefixeerd ben, sommeer ik jelui, hoor. Jan Greshoff is overspannen en doet een rustkuur in Haamstede (Zeeland). Verdere bizonderheden weet ik niet. Wat zeg je toch van het ophouden van ‘de Beweging’? 't Is toch jammer, maar, eigenlijk gezegd heeft het tijdschrift niet veel reden van bestaan meer, tenzij natuurlijk voor de kritiek van Verwey, want er komen absoluut geen jongeren. Uyldert vond dat ook. Daar had ik het nog met hem over, hoe wij geen van allen hebben gegeven, wat wij beloofd hadden, maar allen door den financieelen druk, op ons uitgeoefend, geknakt zijn.Ga naar voetnoot302 Een beroerde gedachte. Maar die mij toch niet al te beroerd stemt. Ik ben geloof ik, erg veranderd, in de laatste jaren, en begin de kunst eenigszins ontrouw te worden, voor - ik kan zoo moeilijk zeggen waarvoor. | |
[pagina 154]
| |
Ik verlang maar één ding te schrijven: een kritiek op het walgelijke moderne leven.Ga naar voetnoot303 Nu adieu, mijn beste. Laat eens spoedig wat van jelui hooren. Doe mijn heel hartelijke groeten aan Toos en Joh en geloof mij
als steeds je Jacques |
|