De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd81Bergen 16 December 1919
Beste Aart Toen ik hier gisteren terugkwam vond ik je St. Veit.Ga naar voetnoot304 Hartelijk bedankt ervoor. Nu zal ik eindelijk het eenige verhaal, dat ik nog niet van je kende, eens kunnen lezen. - Ik ben er erg blij mee. Wil je ook een Hollandsch ex. voor mij reserveeren? Ik kom het wel eens bij je aanhalen. Ik wil het bij Brandt laten binden, net als Herscheppingen en Kinderland.Ga naar voetnoot305 Het speet mij erg, te hooren, dat je het minder goed maakt. Hoewel ik mij in dezen niet als een tweeden [...] op wil werpen, en je van de eene kroeg naar de andere zou willen sleepen (à l'instar van den door jou gehuldigden Keller), geloof ik toch wel, dat je wat al te geconcentreerd leeft in het kringetje: Toos, Joh, en jezelf.Ga naar voetnoot306 Ik geloof, dat het je bepaald goed zoudt doen, als je een paar goede vrienden geregeld zaagt en je wat meer aan je sfeer kondt onttrekken. Ik weet wel, dat je daarvoor jezelf geweld zoudt moeten aandoen, maar ik ben er hoe langer hoe meer van overtuigd (schrik niet van dezen de passie prekende vos!) dat een zekere weerstand in ons leven noodig is; anders komt die er toch (dat blijkt aan jou), maar op een nog veel beroerder manier. - Neem mij dit leekepreekje niet kwalijk! Ik ben een paar weken thuis geweest. Mijn vader maakte het in den laatsten tijd minder goed, hij heeft een paar aanvallen van benauwdheid gehad. Ik heb mij | |
[pagina 155]
| |
er allerafschuwelijkst over ongerust gemaakt. Je weet, wat het voor mij zijn zou, mijn ouders te verliezen. Gelukkig is het in zoover nogal meegevallen, dat zijn toestand geen direct gevaar oplevert. Maar hij heeft een vergrooting van het hart, en dat is iets, waarvoor je je altijd in acht moet blijven nemen. En het beroerde is nu dit: daar kan je hem niet toe krijgen. Toch heb ik een kleine hoop, dat hij met Augustus zijn ontslag zal nemen. Wij moeten n.l. dan toch verhuizen, en hopen, dat hij dan maar uit zijn betrekking zal gaan. Te Leiden ben ik niet benoemd; maar ik heb nu iets veel beters op 't oog.Ga naar voetnoot307 Op een uitgeverij. Ik las de advertentie in de Rotterdammer, en leef nu in de uiterste spanning. Zoodra ik er wat meer van weet, zal ik je schrijven. - Je verzen in de Beweging waren prachtig (voorzoover ik verzen nog kan voelen) vooral het eerste, en Franciscus.Ga naar voetnoot308 Toch een weemoedig denkbeeld, dat ons tijdschrift nu naar de bliksem is.Ga naar voetnoot309 Maar wij zijn het eigenlijk allemaal ook, behalve jij en Jany. Ook je stukje over Keller heb ik met genoegen gelezen.Ga naar voetnoot310 Heb je er niet een overdrukje van voor mij? Je verzen in Leven en Werken waren niet zoo belangrijk, maar je gebruikt dat tijdschrift ook weer min of meer daarvoor.Ga naar voetnoot311 Nu adieu, doe mijn hartelijke groeten aan Toos en Joh en houd je maar taai!
je Jacques |
|