De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd79[AMSTERDAM,] 24 Juni 1919
Beste Aart Door een samenloop van omstandigheden was ik vanaf Zaterdag niet in staat je, althans een ietwat uitvoeriger brief, te schrijven. Het gevolg hiervan is, dat ik je nu een dag te laat met je verjaardag kom, maar alsnog een overdaad van gelukwenschen over jou en je genooten uit wil storten. Hoe gaat het er toch wel mee? Heeft er ooit wel een zoo lang stilzwijgen tusschen ons geheerscht? (En welk een heerscher!) Ik heb niet meer geschreven omdat ik steeds hoopte je eindelijk eens iets goeds van me te kunnen meedeelen, maar er komt maar niets anders als beroerdigheid. | |
[pagina 152]
| |
Het voornaamste nieuws is dit: dat ik met September van mijn kantoor verdwijnen moet. Ik heb het er niet kunnen bolwerken. Er werd bepaald een energiek iemand geeischt, en je begrijpt wel, dat ik die rol niet lang heb kunnen spelen. 't Is in zoover wel ongelukkig, had ik op een kalm bureau gezeten - zooals er genoeg ook hier zijn - dan had ik mijn baantje wel vervloekt, maar ik had er toch wel, zonder natuurlijk heel veel promotie te maken mij er doorheen geslagen. Maar hier werd, zij het dan ook niet met zooveel woorden, iemand geeischt, die ongeveer iedere middag op kantoor blijft nawerken, en dan 's avonds nog met een portefeuille met stukken naar huis gaat. Nu, je begrijpt het wel, en ook, dat ik hier wel moest sneven, al heb ik het zelf ook niet gewild, zooals in mijn vorige betrekkingen. - Het ergste is, dat ik het heel diep in mijn hart nog geen eens heelemaal beroerd vind. - Wat ik nu echter moet gaan doen is mij een raadsel. Weer zoo'n baantje? Weer al die ellende voor de vierde maal? Nog eens dat uitzichtlooze bestaan? Ik bedank ervoor. Nog liever verloop ik, hoewel ik in principe niets daarvoor voel. Maar 't is tenminste een soort van vrijheid. Ik ben nog in bespreking met het Handelsblad, maar dat schiet maar niet op, evenmin als mijn Jordaansche amours.Ga naar voetnoot296 Mocht er in een van tweeën een wijziging ten gunste komen, dan zal ik je dat onverwijld melden. Maar schrijf jij mij eens, hoe jij het maakt, en hoe Toos en Joh het maken. Ik heb zoo niets van jelui gehoord, en hoe lang al niet! Ik spreek hier Labberton en zijn vrouw nog al eens.Ga naar voetnoot297 Zij zijn hier tijdelijk in het huis van prof. Steinmetz.Ga naar voetnoot298 Ik mag ze beiden altijd bizonder graag. Ik verlang er zóó naar, je weer eens te spreken. Ik kom eind Augustus vast eens bij jelui. De v. Schendels zitten in Domburg. Annie is ziek geweest, en Kenny heeft een operatietje ondergaan.Ga naar voetnoot299 Ik heb ze trouwens ook al in eenige maanden niet gezien. Thuis gaat het wel, alleen heeft mijn vader een wond aan zijn been, veroorzaakt door het uitglijden bij het uitstappen van een trein, die geweldig langzaam geneest. Nu adieu, beste Aart. Hartelijke groeten ook aan de overige leden van de Voorburgsche drievuldigheid
van je vriend Jacques |
|