66
Bergen
29 Sept. '17
Beste Aart.
Hartelijk dank voor je woorden; er is toch niemand dan jij in zulke
omstandigheden. Ik ben op 't oogenblik al heel wat sereener, ik zou bijna zeggen
over mijn verdriet heen. Dat lijkt erg ongevoelig, maar ik zal je zeggen wat het
is.
Den middag dat ik Neeltje vroeg, dus eergisteren maakte ik een groote wandeling -
voor mijn doen althans - naar Schoorldam en terug. Op
die wandeling kreeg ik een verheldering van mijn gedachten als nooit tevoren. Ik
zag toen mijn leven, zooals ik het altijd min of meer duidelijk heb gevoeld,
volmaakt duidelijk voor me. Hoe zal ik het zeggen? Een leven, misschien niet in
wezen (want dat is onveranderlijk) maar in vorm geheel anders als tot dusver.
Een leven, uiterlijk (maar ook alleen uiterlijk) geheel gelijk aan dat van een
arbeider. Om te beginnen buiten, de stad schrikt mij af. Het eenvoudigste werk
en de eenvoudigste omstandigheden. Juist zoo als ik Neeltje heb beziggezien in
het huishouden, zoo'n vrouw moet ik hebben. Wat ellendig, dat ik zoo absoluut
met mijn studie in een verkeerde richting ben verdwaald, anders werd ik
tuindersknecht. Dat lijkt nu erg gek en utopistisch, als je aan me denkt, maar
't is de zuiverste waarheid en ik zou me geen oogenblik bedenken, en ik weet,
dat ik er mijn heele leven lang gelukkig in zou zijn. Al dat jagen naar
onbereikbare vrouwen en landen is van mij afgevallen, en ik weet zeker voorgoed,
want zelfs na de ongelukkige afloop van dit geval is het niet teruggekomen. Ik
weet nu wat ik doen moet. Natuurlijk zullen de oude aanvechtingen nog wel eens
terugkomen, maar ik weet zeker, dat ik ze zal overwinnen. Als er ooit iets in
mijn leven is, dat mij gebaat heeft, dan is het wel dit, hoe akelig het ook is
afgeloopen. Wel is het moeilijk dat ideale burgermeisje te vinden, want de
meesten zijn niets als gemanqueerde dames, dus nog veel erger, maar het moet te
vinden zijn. Ik ben niet een ander, maar toch een beter mensch geworden. (Mijn
handschrift is er, tusschen 2 haakjes, nog niet beter op