De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd45Almeloo 26 Juni 1916
Beste Aart. Ik zal dan maar gauw zoo'n makkelijk afscheurbaar velletje afscheuren, na het eerst te hebben volgeschreven, helaas met meer dan onbelangrijke berichten. Of toch ook weer niet heelemaal onbelangrijk. Uit Monster hoor ik niets meer, zelfs niet van mijn vriend v. Oven. Ik begrijp niet wat het is, en kan er niet toe komen om explicaties te vragen. - Baantjes: ik had aan de Nieuwe Courant kunnen komen, tijdelijk: gedurende de mobilisatie, als nachtredacteur. Maar ik heb hier toch maar voor bedankt. Nog daargelaten dat ik nachtredacteur een hondenbaantje vind, was mijn hoofdbezwaar: dat ik dan na de mobilisatie weer op de keien sta. En verder solliciteer ik naar Adjunct-commies 1ste kl. op de Prov. Griffie te Zwolle. Daar is een vacature, en komt er ook nog een, dus ik heb 2 kansen - maar voor geen van beide erg veel kans geloof ik. 't Geeft ƒ1400; 't is een erg vervelend maar kalm baantje. Maar alle baantjes zijn per slot van rekening beroerd - behalve die, die niet beroerd zijn, maar die krijg ik toch niet. Toch - hoewel ik het een zegen zou vinden, als ik benoemd werd, omdat ik dan eindelijk eens mijn eigen brood verdien - toch stemt het mij wel weemoedig, de paperasserie in te gaan. (Het volgende schreef ik gisteren ook al aan mijn vriend van der Meulen): Ik ben de vorige week 2× in Kampen geweest, de 2de maal toevallig, omdat ik toch in Zwolle moest zijn: Floris ligt daar weer in het Militaire Hospitaal. Gelukkig is hij ditmaal eigenlijk niet ziek, maar hij is er ter observatie. Hij zal waarschijnlijk worden afgekeurd, omdat hij de dienst niet kan volhouden. Dat is natuurlijk wel een koopje[?], want wat moet hij dan worden? Hij heeft geen enkel diploma, en is ook absoluut geen jongen om examen te doen.Ga naar voetnoot190 Maar nu nog over Kampen. Ik weet niet of je dit stadje kent. Voor mij heeft dit - na Amsterdam natuurlijk, maar dat is eigenlijk geen vergelijking - de grootste bekoring van alles wat ik in | |
[pagina 103]
| |
ons land op het gebied van steden ken. Als je er nooit geweest bent, moet je er ongetwijfeld eens heen gaan. De IJsselkade, de markten en poorten, de Vloeddijk en Burgwal (een gracht) dat is werkelijk niet te zeggen mooi. - Welnu, daar ging ik heen, op een van de prachtigste dagen, met de meest verrukkelijke lichten langs het weiland. Kampen zelf was volkomen schoon, zooals ik weinig dingen weet. En, aan de Burgwal lag een schuit, met menschen zooals er in woonwagens wonen. Een mooi donker meisje zat op den wal zeilen te naaien, een wat jonger blonder, paling te koopen bij een kar. (Je ziet, ik romantiseer niet, ik vind trouwens de werkelijkheid mooi genoeg). Een klein kind speelde met een zwarte hond. Nu moet je je die stille Burgwal voorstellen, met die heldere, wat blauwachtige straatstenen, de kalme huizen, en de lindeboomen. En daarin dat leven, het zwervende. Toen dacht ik opeens: moet ik nu mijn leven op een griffie door gaan brengen. En ik stikte haast van medelijden met mijzelven. Hetzelfde gevoel als in: Aan een vriend II.Ga naar voetnoot191 - Zwolle is ook heel mooi, meer het type van een stille provinciestad. Is dat nu het einde van een leven van de meest onweerhouden zwervende droomen? Priez pour moi. - Ik ga morgen bij A. Roland Holst te Blaricum logeeren. Vandaar ga ik Zaterdag naar Mr. F.A. Beunke Parklust, Huydecooperlaan Zeist.Ga naar voetnoot191a Ik schrijf je deze adressen opdat je me kunt bereiken als je gaat Vechten. Het speet mij erg te hooren, dat Toos nu weer ziek is geworden. Ik wil hopen, dat zij, als deze brief aankomt, weer beter zal zijn. Gaat zij ook mee? Ik dacht, dat Joh en jij alleen gingen. 't Speet mij erg, dat zij er de laatste maal niet was. Ik heb anders weer een heerlijke dag bij jelui gehad. Jelui omgeving, dat is mijn eenige oase. Als ik altijd bij jelui kon zijn, zou ik niet half zoo ongelukkig zijn. Heusch niet, omdat ik niet van mijn ouders houd, maar hier voel ik altijd - nu al meer dan 10 jaren lang - de financieele, en ook andere zorgen. - Maar al ga ik nu ook naar Zwolle (nogmaals: veel kans heb ik niet) - zoodra mijn geldzaken geregeld zijn, trap ik de heele boel in een hoek, (tenzij ik misschien getrouwd mocht zijn, maar dat zal wel nooit gebeuren). Ik kan mij nu nog niet vrijmaken, want dan ga ik meteen failliet. Maar ik zal het doen, en binnen een paar jaren. Maar ik moet eerst ook nog meer naam als dichter hebben gekregen. - Die bundel van mij schiet ook niet op. - Nu adieu, heel, heel veel hartelijks voor jelui drieën van
je vriend Jacques |
|