De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd40Almeloo. 27 Maart 1916
Beste Aart. Gisterenavond wilde ik je een brief schrijven, maar ik deed dit niet, denkende: morgenochtend met de eerste post krijg ik een brief van Aart, en dien kan ik dan beantwoorden. En waarachtig, het was zoo. Is dit niet toevallig? Ik zet mij daarom ook dadelijk maar aan de schrijverij, na eerst de wierook van mijn dankbaarheid ervoor om je te hebben doen wolken. Laat ik nu je schrijven systematisch beantwoorden. Met het Secretariaat van de oude Groene is het zóó gesteld: de secretaris is gemobiliseerd, maar nog niet uit Amsterdam weg, zoodat hij voorloopig zijn baantje nog kan waarnemen. Mocht hij evenwel weggaan, dan geloof ik wel, dat ik een kansje maak. Maar dit zou dan waarschijnlijk toch niet voor lang zijn, want zoo heel lang zal de oorlog toch wel niet meer duren. Anders een prachtig baantje, dat Secretariaat: Niet veel te doen (en wat te doen is, nog geen eens zoo onaangenaam, vooral niet vergeleken met andere betrekkingen) en dan ƒ2500 per jaar. 't Is om te watertanden! En dat heeft nu een jongmensch van 3 of 24 jaar, gesjeesd student uit Delft, zonder overmatige capaciteiten, (hoewel, laat ik dit er dadelijk bij zeggen, ik vind, dat hij een aangenamen indruk maakt, en zijn wekelijksche Rijmkronyk dikwijls lang niet onaardig is).Ga naar voetnoot178 Je moet toch maar boffen. Helaas doe ik dat nooit. - Ik ben Dinsdag bij de Haan geweest, waar v. Eeden ook at, en toen 's avonds met v.E. naar v. Hamel gegaan. Ik heb toen afgesproken, dat ik geregeld besprekingen over buitenlandsche literatuur in de Groene zou schrijven.Ga naar voetnoot179 Ik heb hier eigenlijk niets geen zin in, maar ik kon moeilijk weigeren, azende, als ik nog steeds doe, op het waarnemende Secretariaat. Ik ben van plan een eerste stukje aan Alice Meynell te wijden, maar weet er eigenlijk niets over te zeggen dan dat het heel mooi is.Ga naar voetnoot180 Het feit, over iets te móeten schrijven, doodt alle fantasie in me: ik zou een allerslechtst journalist zijn, voor alles wat verder strekt dan de gewone reportage. | |
[pagina 97]
| |
Overigens is Amsterdam voor 't oogenblik uit mijn directe begeerten verdrongen, en Almeloo - dat heeft voorgoed bij mij afgedaan, voor zoover ik er ooit nog eenige charmes in heb vermogen te ontdekken. Ik beschouw het uitsluitend als een ballingsoord. Álles vind ik er onzegbaar walgelijk. Amsterdam blijft natuurijk mijn liefde hebben, maar is toch, zooals ik schreef, voor 't oogenblik verdrongen door ... Ierland. Ik denk op 't oogenblik aan niets anders, de meest wild-fantastische plannen dwarrelen mij door het verlangende brein. Ik wou, dat die oorlog nu maar eens uit was, dan ging ik onmiddelijk na mijn promotie erheen. Hoe, dat weet ik niet. Maar ik ben nu bijna 29 jaar, en heb mij altijd laten leiden door die ellendige gewone levensmotieven, die alleen goed zijn voor iemand, wiens hoogste ideaal is, zijn leven als gepensioneerd refrendaris te eindigen. Ik had al 10 jaar geleden moeten vluchten; alles, de grootste misère niet uitgezonderd, was beter geweest dan dit vegeteeren. En denk nu niet, dat ik dezer dagen in een bizonder overspannen toestand ben; ik ben volstrekt niet anders dan anders, en wat ik schrijf is niets dan een bitter-waar levensinzicht. Ik ben dan ook vastbesloten: als de oorlog voorbij is, ga ik in het daaropvolgend voorjaar weg; - ik hoop, dat dit niet later als het volgend zal zijn. - Je kunt bijv. altijd leeraar worden aan een school, daar hoef je in Engeland geen speciale diploma's voor te hebben. (Ik vermoed evenwel, dat dit na den oorlog wel zal veranderen, en daar zouden de Engelschen schoon gelijk in hebben). Een vriend van mij uit Amersfoort, student in de letteren, heeft dit ook gedaan en is zoodoende een jaar in Ierland geweest.Ga naar voetnoot181 - En nu voorloopig genoeg over dit chapiter, dat jou op 't oogenblik waarschijnlijk heel wat minder interesseert dan mij; onder voorbehoud evenwel van het recht om er in een volgenden brief op te mogen terugkomen. Wat mijn examen betreft: ik zal nu heusch wel zorgen er door te komen. Hoewel, wat jij over dat stuk schrijft, is geen bedreiging: in een stuk van jou voor te komen, zij het ook als boef en met naam en toenaam, is zoo'n eer, dat je me er haast toe zoudt brengen opzettelijk te zakken. Vele kleintjes maken een groote - dat is ook met jouw kleine dingen gebleken. Ik ben er erg benieuwd naar. Wanneer en waar publiceer je het? Weet je wel, dat ik ook nog altijd eens bij je zou komen, om mijn wijze neus in de samenstelling van je bundel te steken en aldus te waken, dat je de vaderlandsche dichtkunst niet van enkele harer edelste gewrochten berooft?Ga naar voetnoot182 Na mijn examen kom ik dan ook. Of kom jij misschien hier? Dat zou ik zoo heerlijk vinden. Waarschijnlijk doe ik 8 Mei examen. Enfin, dat hoor je tegen dien tijd nog wel van me. Het speet mij te hooren, dat het weer jelui ook kwade parten heeft gespeeld, evenals het mij - trouwens bijna iedereen - heeft gedaan. Ik ben erg verkouden. 't Is ook meer dan bar, die overgangen. En dat na die 3 of 4 zomersche dagen. Ik kwam Zaterdag een week geleden met mijn vriend van der Meulen uit Tiel, waar wij een dinertje hadden gehad bij de familie van een clubgenoot, die getrouwd is. | |
[pagina 98]
| |
Wij besloten toen, door het mooie weer verlokt, terug te gaan met de tram naar Culemborg, via Buren. Het was een verrukkelijk ritje. Ken je de Betuwe, met die statige, witte, rietgedakte boerderijen, en die mooie dorpjes: Avezaath, Zoelen, Beusichem? Zoo niet, dan kan ik je aanraden er eens heen te gaan. 't Is een reisje meer dan waard. - Wat zeg je wel van het échec van je dierlijke vrindjes bij Verdun? Of - voor jou zijn de feiten immers niets - misschien verbeeld jij je wel, dat V. door de Duitsche troepen is genomen.Ga naar voetnoot183 - Heb je in de laatste (oude) Groene het prachtige stuk van Stilgebauer gelezen? Als ik zoo iets lees schaam ik me des te meer over de pro-Duitsche Hollanders, die die Duitsche machten verdedigen, waartegen de besten onder de Duitschers zelve zoo'n moeilijken strijd hebben te voeren.Ga naar voetnoot184 - Nu adieu, mijn beste. Doe je mijn hartelijke groeten aan Toos en Joh en geloof mij
als altijd je vriend Jacques |
|