De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd39Almeloo. 23 Februari 1916
Beste Aart. Hoezeer het hart mij ook dringt je in gedachten te voet te vallen en vergiffenis te vragen, meen ik toch eigenlijk die schuld te moeten endosseeren aan dien idioot van een postambtenaar, die uit mijn nu wel niet schoolmeesterachtig duidelijk, maar voor ieder normaal mensch toch voldoende leesbaar adres: Vogelenzang (dat slechts de 2 beginletters met Voorburg gemeen heeft) maakte. Hij zag ze zeker vliegen, die vogelen. Niettemin, ooi mij! (uitroep van Dullaert) Wat heb ik een berouw gehad! Niet het meest om de port en de krakelingen, die je in je briefkaart memoreerde, maar vooral om de port van je proza, de krakelingen van je gedichten, die je me dan ongetwijfeld zoudt hebben voorgezet. Evenwel, ik hoop, dat er niet alleen in den hemel, maar ook in Voorburg vergiffenis voor zondaren is. Zet mij een volgenden maal beschimmeld brood en stinkend water voor: ik zal er op afkomen als bijen op honigzeem. (Wat is dit toch eigenlijk; van de Woestijne gebruikt het veel; ik vind het een zeer dichterlijk woord en denk, dat het wel erg lekker zal zijn - hoewel ik, tusschen 2 haakjes, absoluut niet van honing houd - maar wat het eigenlijk is, weet ik niet.)Ga naar voetnoot176 Sinds gisteravond ben ik weer in Almeloo terug. Hoewel ik erg blij was om mijn ouders terug te zien, zag ik toch wel erg tegen dat afschuwelijke plaatsje op. Maar nu krijg ik juist een brief van Cronheim, dat de Haan misschien een tijdelijk baantje voor mij heeft n.l. secretaris van de redactie van de Groene (de oude). De tegenwoordige secretaris moet n.l. gaan landstormen.Ga naar voetnoot177 Ik zou dat natuurlijk | |
[pagina 96]
| |
ongeloofelijk overheerlijk vinden, dat begrijp je. Maar spreek er alsjeblieft nog met niemand over (behalve natuurlijk met Toos en Joh) want het hangt nog zoo vreeselijk in de lucht. En, eerlijk gezegd, denk ik ook, dat het wel weer zal mislukken. Maar ik heb in ieder geval weer eens enkele hoopvolle dagen gehad, en dat is, in mijn conditie, altijd heel iets. Nu mijn beste eindig ik eens. Zoodra ik iets naders hoor, dan schrijf ik je natuurlijk. Geloof mij, met hartelijke groeten aan Toos en Joh,
als steeds je vriend Jacques |
|