De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
jelui kom, ik het Voorburgsche dichtertrio stralende van gezondheid zal aantreffen. Wat je mij over Vondel: Hooft schreef, deed mij plezier. Die voordragende dame is zeker Mevrouw .... (ik ben haar naam vergeten), die uit Hongarije of Polen is gevlucht.Ga naar voetnoot152 Jij hebt zeker ook ‘Het zichtbaar geheim’ cadeau gekregen, of heeft Cronheim het je nog niet gestuurd? Het boek ziet er heerlijk uit. En er staan ook weer prachtige verzen in. ‘Het eigen rijk’ kenden we natuurlijk al, de meeste der andere gedichten ook reeds uit de Beweging. Toch zijn ze, voor 't eerst gebundeld, weer nieuw. Prachtig vind ik bijv. (om alleen over Het rijk in de wereld te spreken): Aan het graf van Napoleon; bijna alle gedichten uit: In het winterhuis, vooral: Mijmering en Zangtoon; De heilige ronde; Strofen aan Gertrud Grotrian; Chineesche verzen; Hartegroei; om maar een paar titels te noemen.Ga naar voetnoot153 Maar hoe jammer toch, dat Verwey steeds met enkele regels (meestal op rare rijmen) zijn gedichten bederft. Jij zei dat eens naar aanleiding van ‘Unaniem’ (en het ‘ontheven’ uit dat vers aan jou).Ga naar voetnoot154 Maar neem nu eens: De heilige ronde, met die 2 indrukwekkende begin regels, die in hun grootsche eenvoud tot het mooiste behooren, wat ik van Verwey ken. En dan opeens die afschuwelijke 6e regel, waar | |
[pagina 89]
| |
gewoonweg niet overheen te lezen is.Ga naar voetnoot155 Weet je, waar ik dit eigenlijk voor houd? Voor een soort koppigheid. 't Is net of Verwey denkt: ik laat me niet op den kop zitten door de taal. Maar toch is dat verkeerd. We zijn wel geen slaven, maar toch dienaars v/d taal, en wanneer we onbescheiden worden, trekken wij per slot van rekening aan het kortste eind. Desniettemin toont dit boek weer aan voor de zooveelste maal wat Verwey is - en wat de anderen niet zijn. Met de anderen bedoel ik onze ‘gevierde’ zangers. En dit brengt mij meteen op wat je schreef over je ‘Kinderland’. Ik geloof, dat je nog niet kunt zeggen, dat het genegeerd is, want die boekbesprekingen komen dikwijls zoo laat.Ga naar voetnoot156 Verwonderen zou het mij evenwel niet, als het zoo was, want zoo gaat het nog steeds met voortreffelijke werken. In dat opzicht heeft de heele opbloei van onze literatuur na 1880 ons absoluut niets verder gebracht. Dit laatste is misschien niet geheel juist. Ik voor mij geloof wel degelijk, dat het publiek is vooruitgegaan (al is dit niet de gangbare meening). Maar wat nog precies even walgelijk is gebleven, dat is de critiek.Ga naar voetnoot157 En het is het publiek niet kwalijk te nemen, dat het daarvan de dupe wordt. | |
[pagina 90]
| |
Publiek staat immers altijd eenigszins tegenover professionals. In een ideale maatschappij misschien niet, maar in de onze wel. En waar nu de voorlichting zoo ploertig, zoo partijdig, zoo persoonlijk is, daar gaat het niet aan met een breed gebaar de schuld v/h onbegrip op het publiek af te wentelen, die m.i. grootendeels aan de bemiddelaars te wijten is. Om nu slechts één voorbeeld uit honderden te noemen - Wereld- en Nederl. Bibl. zijn ontegenzeggelijk veel gelezen boeken. Nu laat Simons daarin een Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde schrijven en draagt dat op aan - Frans Bastiaanse, de gepersonifieerde letterkundige domheid, maar een bekend dichter en Dr. in de letteren.Ga naar voetnoot158 Is het publiek nu kwalijk te nemen, dat het daarop vertrouwt, en kan men het er later een verwijt van maken, als zijn oordeel over letterkunde door vooropgezette onjuiste meeningen is vertroebeld? - Schrijf mij eens, of je dit niet met mij eens bent. Ik geloof werkelijk, dat er van de zijde van het publiek veel meer belangstelling voor kunst aan het komen is, als die ellendige critici de boel maar niet verknoersten [?]. Vergeet ook niet, dat onze aandacht altijd meer in beslag genomen wordt door wandaden van de zijde v/h publiek (zooals het Rotterdamsche stadhuis) als goede daden (zooals de Beurs van Berlage).Ga naar voetnoot159 Thomas Browne bezit ik wel, maar - ik heb hem natuurlijk niet gelezen, zooals dat met meer dan één van mijn boeken het geval is. Op het oogenblik is de oude aesculaap natuurlijk trouwens ingepakt. Maar zoodra hij uit zijn pakhuis verrijst zal ik hem gaan lezen.Ga naar voetnoot160 En nu adieu, mijn beste. Geloof mij, met heel veel liefs voor jelui drieën,
steeds je Jacques |
|