De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd35Almelo Donderdag 25 November 1915
Mijn beste Aart. Hartelijk dank voor je laatste brief, dien ik absoluut geen preek vond, zoozèèr zelfs niet, omdat het eigenlijk de uitdrukking was van wat ik zelf heel diep weg eigenlijk ook al gevoelde, maar waarboven de twijfel toch nog dikwijls kwam bovendrijven. Ik ben op 't oogenblik aan een gedicht bezig, dat als het eens af komt en ik lees het je voor, je zal doen gevoelen, hoezèèr ik - of om jouw uitdrukking te gebruiken: mijn zangstem - het met je eens ben (is).Ga naar voetnoot147 Overigens zeer hoopvolle berichten: de dokter onderzocht mij zooeven, en vond het resultaat zoo prachtig, dat hij zei, dat ik mijn gewone leven kon hervatten. Alleen ried hij mij aan, voorzichtigheidshalve voorloopig 's middags nog wat te blijven rusten, hetgeen, waar ik hier toch niemand ken en geen afleiding heb, natuurlijk zonder de minste moeite kan geschieden. Je begrijpt, hoe blij ik ben. Zou ik den knekelman (door dit woord haalt censor van der Leeuw een dikke blauwe potloodstreep) toch nog ontsprongen zijn? - Ik voel mij op 't oogenblik zoo echt aan het leven teruggegeven, zóó licht en stil. - Ik was trouwens den geheelen laatsten tijd in een buitengewoon sereene stemming, die ik ook al aan mijn vriend van der Meulen, met wien ik sinds de mobilisatie geregeld correspondeer, in een brief beschreef.Ga naar voetnoot148 Ik vermoed, dat die stemming mij nog wel langer dan dezen tijd zal bijblijven, al is ook de onmiddelijke aanleiding ertoe vervallen. Ik had mij n.l. eenigszins verzoend met den dood. Ik bedoel hier volstrekt niet mee, dat het mij niet zoo veel, of althans minder dan | |
[pagina 87]
| |
vroeger, zou kunnen schelen, dood te gaan. Op dat punt verander ik niet, geloof ik. Maar mijn liefde voor het leven was zóó verinnigd, juist door dat uitzicht op den dood, dat die dood zelf mij niet meer deed ijzen. Iedere seconde voel ik als een onschatbare gave, een oneindige goedheid v/h lot. Je begrijpt mij waarschijnlijk wel. Ik kan mij nu eenmaal niet goed uitdrukken, zooals jij dat zoo heerlijk kunt in die brieven, die ik, vooral in den laatsten tijd, van je kreeg, en waarvoor ik je zoo zéér dankbaar ben, omdat zij mij zoo tot troost en sterking zijn geweest. Laat maar eens gauw weer wat van je hooren. Ik hoop, dat Toos en jij het nu allebei weer goed maken. Ik hoop jelui in Maart eens te komen opzoeken, als mijn bezoek voor Toos niet te druk is. Ik ben van plan mijn examen aan te vragen voor 24 Januari, dan promoveert v/d Meulen. Na 7 Januari ga ik bij hem logeeren. Voorshands kom ik weer hier terug, na in Utrecht gerepeteerd te hebben, hetgeen ik na 12 Dec. voor het eerst weer hoop te doen. Ik lees tegenwoordig nogal dikwijls in Vondel en in Novalis (veel keus heb ik hier natuurlijk niet). Maar deze 2 vergoeden veel. Jij houdt, geloof ik, in je hart meer van Hooft dan van Vondel.Ga naar voetnoot149 Ik geloof, dat ik in dezen billijker ben dan jij. Hoewel ik in 't algemeen gesproken, meer van het Hooftiaansche dan van het Vondeliaansche houd, verhindert mij dit niet, om in het onderhavige geval [?] meer van V. dan van N. te houden. Ik vind V. zoo hemelsch-aardsch. - J.H. Leopold heb ik ook hier; daar heb ik ook een grenzelooze bewondering voor.Ga naar voetnoot150 Jij, herinner ik mij, ook wel, maar je hield er toch niet zoo van.Ga naar voetnoot151 Ik geloof, dat dit komt, omdat jij een veel grootere persoonlijkheid bent dan ik. Daardoor weet ik beter te apprecieeren, hetgeen in wezen immers assimileeren is. Met dit complimentje eindig ik. Het beste, en veel liefs voor Toos, Joh en jezelf
van je vriend Jacques |
|