De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd11Amf. Dond. 27 Febr. '13.
Is there - is there balm in Gilead? - tell me - tell me, I implore.
(The Raven).Ga naar voetnoot42
Beste Aart. Is er vergiffenis in Voorburg? Daar slaat het, misschien niet zeer toepasselijke, motto op. Ik heb n.l. er in 't geheel niet aan denkende dat jij niet het bewegelijke | |
[pagina 35]
| |
tijdschrift bent geäbonneerd [sic], geen overdrukjes aangevraagd, zooals ik nooit van mijn kritische artikelen heb gedaan. Ik kan je dus tot mijn grooten spijt geen overdr. zenden, maar alleen mijn excuses. Aangezien ik je nooit als een leeuw of een wolf tegenover mij heb bevonden, vertrouw ik er op, dat je deze wel zult willen aannemen. Je hebt het stuk trouwens zeker al wel op de K.B. gelezen. Tot mijn groote verwondering heeft Johan de Meester er een stuk uit aangehaald in de Rotterdammer.Ga naar voetnoot43 Als dit zoo door blijft gaan ben ik over eenige jaren net zoo beroemd als Adama van Scheltema en de schrijver van Nick Carter.Ga naar voetnoot44 In de volgende afl. van de Bew. komen nog twee stukken over rhetoriek, het eene van Labberton, het andere van v. Eyck.Ga naar voetnoot45 Het wordt bepaald een pandemonium van kunsttheorieën. Schrijf mij eens, als je ook deze 2 stukken gelezen hebt, wat jij er nu van denkt. Ik heb nog niets van Verwey gehoord over mijn stukje, en ook niet over een paar verzen, die ik hem zond.Ga naar voetnoot46 Het deed mij erg veel genoegen, te hooren, dat je weer aan 't werk bent. Het boek met jeugdherinneringen zal dus wel dit najaar kunnen verschijnen. Ik ben er hoogst verlangend naar.Ga naar voetnoot47 Hoe maken Toos, Joh en jij het? Wordt je nog behandeld of ben je geheel hersteld? Ik heb in 't begin van deze maand nog een paar dagen bij v. Schendel gelogeerd. Erg gezellig. Wat een wonderlijk man is hij toch, maar iemand, dien ik hoe langer hoe sympathieker ga vinden. En zijn vrouw is ook zoo lief. Toch intimideert hij mij altijd nog eenigszins, hoewel reeds veel minder. Wij zaten tot laat in den nacht te praten, en hij was dan bizonder onderhoudend, dikwijls over zijn eerste tijden als literator, anecdoten uit de eerste Nieuwe Gidstijd. Wanneer begin je je zomer-wanderschaft weer? Wij rekenen dan op een bezoek, en hopen op geen déboires als de laatste maal.Ga naar voetnoot48 Ik schreef nog maar een klein versje, maakte er een af, en ben nog aan een bezig. Een poovere oogst. Behalve allerlei vage plannen zit ik nog met 3 langere gedichten in mijn maag, op Anteüs, Palinurus en Amsterdam.Ga naar voetnoot49 Maar zij willen er maar | |
[pagina 36]
| |
niet uitkomen. Mijn stériliteit is werkelijk onrustbarend. En ik moet ze af hebben voor mijn bundel, anders kan die in 't najaar niet verschijnen.Ga naar voetnoot50 - Misschien komt dit deels, doordat ik nooit den tijd heb om rustig te werken. Ik moet zoo dikwijls naar Utrecht of ergens anders heen, heb daarbij voortdurend geld- en andere zorgen, behalve nog de ook dikwijls onrustig makende verlangens, die mij uit hoofde van mijn aard bewegen. Je weet niet, hoezeer ik verlang, er eens uit te zijn, en eens geheel alleen voor mijzelf te leven. Ik bedoel dit niet als een uiting van egoïsme - maar je begrijpt natuurlijk heel best hoe. Nu adieu. Vergeef mij dit zelfbeklag, maar het doet mij goed, mij zoo nu en dan eens te uiten. Ik wensch je een vruchtbare période en aan je drieën het beste toe en blijf
als steeds je vriend Jacques |
|