wanneer een woord bij haar zintuigen was gekomen, dat zij als een prooi aan haar poëzie wilde voeden. Wat doet een vrouw zo alleen? Zij sloeg een gat in stenen en verhaalde daardoor van haar verbeelding. Zij schiep een klimaat om zich heen. Wat zij te zeggen had bij gestalten van protest in haar verwijten, verzamelde zij in dichtbundels, die zij uiterst verzorgd en origineel opgetuigd, bijvoorbeeld met lucifers, al had zij het schuurpapier van Breton nooit gekend, mij bracht op mijn verjaardag. Het vigilie daarvan was erop aangetekend of de geboortedatum. Alsof het een kalender van mijn leven was. Er werd geen woord gebezigd bij het overreiken. Wat zij gaf, gaf zij vlug al had het haar heel wat avonden gekost, en zij snelde weer weg naar haar dodelijk bestaan van regelmaat, door haar versierd met hartstochtelijke overtuiging in de vooravond.
‘Het houten hart vergeet te weten
wat Athene heeft begeerd.’
Zo zag zij terug op een verleden, waarvoor zij steeds gevoeliger werd. Wat moet in haar niet gesproken hebben om zo te spreken. Op de tweede etage langs een stijle trap om boven te komen, zag zij het plaatselijke met heel grote ogen.
De laatste twee delen van haar dichtwerk, die zij mij bracht, waren ‘Wazig Landschap’ en ‘Sayonara’. Zij wist waar zij hen heen-bracht als kinderen van de nacht.
Zij is gestorven, de dichter, zo vol van haar liefde, in het jaar 1969.
Luc Tournier