Parijsche verzen(1923)–Dop Bles– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 125] [p. 125] Ik ben een vrouw. ‘'k Ben een vrouw, als alle vrouwen waarom wilt ge mij omhangen met het kleed van Uw verlangen en mijn lichten lach vertrouwen?’ ‘Om de zucht, die ik eens vond, om d' onuitgesproken woorden, die verdoolden op de boorden van tomaten rooden mond.’ ‘'k Weet mijn oogen zijn mijn machten waarom wilt gij, dat hun stralen dieper zin U zal verhalen dan de heugenis der nachten?’ ‘Om den schemerstillen schijn van een nauwelijks gebeuren, dat ik heimelijk zag treuren door het wimp'ren kantgordijn.’ ‘'k Zie de schoonheid van mijn leden.... waarom wilt ge, dat mijn leven niet zal stralen in zijn streven waar mijn lichte voet zal treden?’ ‘Om het lusteloos gebaar dat U bleef van alle lusten, om Uw hart, dat niet kan rusten wijl Uw wanhoop is te zwaar.’ [pagina 126] [p. 126] ‘'k Hoor de woorden van de monden, waarom naar het hart te luistren zoolang minnaars mij toefluistren dat hun heilig zijn mijn zonden?’ ‘Om de uren, die gij ducht, om de dwaling te genezen dat gij van Uzelf zult wezen nu ge mij, in U ontvlucht.’ ‘'k Ben een vrouw, als alle vrouwen waarom wilt ge mij dan minnen, nu geen hart is te gewinnen, dat zich zuiver laat doorschouwen?’ ‘Om de folt'ring, die gij lijdt om het brandend heet begeeren dat door mij, gij nu zult leeren stillen in aanvaarden strijd.’ Vorige Volgende