Parijsche verzen(1923)–Dop Bles– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] Kennisgeving. Ik ben gestorven.... Lezer ween niet, want niemand heeft geörven; 'k was eenig kind - het oude lied - mijn moeder heeft mij bedorven en toen ik eenmaal bedorven was, toen ging mijn moeder onder het gras; toen kwamen vele, vele vrouwen, die zeiden van haar als een moeder te houwen. En al die vrouwen hoorden mij aan, en waren wonder aangedaan, zij hoorden lachend naar mijn biecht, of weenden, zuchtend: ‘o, jij liegt zoo mooi als 't alleen een dichter doet’ en dat gaf moed! Ik promoveerde tot Pierrot maar geen gezang steeg uit mijn mond; de maan, die wel een schikking vond nam toen mijn hart per radio en weldra zat ik in den nood! Toen kreeg ik vrienden.... een paar lood. De doom'nee zei me: Bid en werk en Zondags kom je in de kerk. Een millioenair: Pak alles aan, doch wat je hier ziet, laat je staan! [pagina 77] [p. 77] Een filantroop: ik gaf je brood, zoo 't reglement het niet verbood; hier geldt artikel: eigen schuld, maar blijf tevree en heb geduld. Het leven vreesde ik louter strijd, en vond alleen welwillendheid: een ieder gaf mij goud in raad wijl 't anders toch verloren gaat, of al te zwaar te dragen. En toch zou ik niet slagen!! ik heb het wreed verkorven, doordat ik was bedorven. Mijn hart heeft nooit om-niet begeerd; 'k was zeven maal geëngageerd, de trouw van veertien oogen heb ik brutaal bedrogen en zeven gouden banden verdwenen van de handen en bij 't symbolisch zeven is het niet eens gebleven. Maar tragisch wordt nu mijn verhaal; men bracht mij naar het hospitaal. De dokter zei: na zoo'n bestaan ging ellek leven naar de maan. [pagina 78] [p. 78] De zuster zuchtte: 't is fataal; in dat bed sterven ze allemaal, maar ik ben blijven leven! Zoo gaan de reputaties naar de maan; van 't bed was zij verdreven. Mijn moeder was een zwakke vrouw, die bad, dat ik niet lijden zou, maar 't ieven is verblijden en niemand liet mij lijden. En toen ik stond, niet wist waarheen, was het de vrouw, die mij verscheen! Zij was een schoonheid (waarom niet?) zij snakte naar een bruiloftslied, moest echter eerst nog trouwen en ging van mij toen houwen. Zij liet mij werken nacht en dag; Wat of de liefde niet vermag! En eenmaal degelijk en net niet meer herkenbaar in jacquet, vond ik eens op een goede dag een briefje dat op tafel lag: Met jou kan ik niet leven. P.S. Wil 't mij vergeven. [pagina 79] [p. 79] En toen vereenzaamd, moe en ziek, niet meer te redden door ethiek, kwam ik alweer in 't hospitaal (indigestion conjugale) doch nu, - hoe men al doende leert - heb ik geen bed gecompromitteerd! Ik ben gestorven.... heusch ditmaal een kwestie van enkele uren slechts nog een asphyxie centrale tot stichting van de buren. Gij kunt dan toch nog weenen; want dan: nil nisi bene! Vorige Volgende