| |
| |
| |
De doedelzak
| |
| |
Het lied van de doedelzak.
(Chanson vécue à deux sous).
het was een lichte lentedag.
togen zij door de wijde weide
waar men voor beî een kamer had.
vervreemden hunne lijven:
hij zwoer van eeuwig blijven,
en heeft haar dan verlaten;
geen kussen konden baten!
Alleen de tranen bleven hier
als 't onvergeetlijk souvenier.
En daar de lente niet blijven kon,
kwam toen de zomer met de zon
en toen de zomer was gekomen,
| |
| |
bloeiden weer dezelfde droomen
en om de vinger een gouden band.
en aangekondigd in de krant;
het moest nu au sérieux genomen!
plechtige woorden, trouwe oogen;
hij een naam, en zij vermogen
zing dan allen een vroolijk lied;
het huw'lijk opent nieuw verschiet,
als Liefde uitloot met een Niet!
de herrefst komt met herfstwind:
en vlug de lamp ontstoken;
de lamp vertelt zijn sproken:
‘Princesje blank, met haren rood,
een ridder keert en steekt haar dood,
hij minde wel haar schoon gelaat,
maar minder haar te snood verraad’!
- hoe angstig huilt de herfstwind!’ -
'k heb het gelezen in de krant
| |
| |
ik wist niet dat je gelooven kon
in zoo een drakig feuilleton,
Wij zijn gelukkig met elkaar
voor ons bestaat er geen gevaar,
jij blijft toch trouw tot 't stervensuur,
de herfst huilt.... dat 's maar een kuur!
het is een koude winterdag.
in nacht en sneeuw alleen!
(dat hoort zoo bij het laatst bedrijf)
zij had behalve zijn vermogen
zijn geest als merg uitgezogen.
Nu vloekt hij! Foei, dat is gemeen!
maar niemand, die het zal verstaan;
een ieder is naar bed gegaan
kroop onder dekens rood of blauw
met d' eigen of een andre vrouw,
wat doet die kerel in de kou?
de lente, de zomer, de herfst zijn heen,
de honger kwam en de winter verscheen;
maar koude is geen groote nood
wijl toch de vorst microben doodt
| |
| |
en ben je niet een echt genie,
dan sterf je niet zoo één, twee, drie!
Zoo gaan de tijden altijd heen
zij keeren weer, en je mist er niet één,
zoo gaat het leven altijd door
en vindt mijn liedje steeds gehoor!
Een ieder heeft een schoone kans;
niets is het leven dan een dans,
En ik blijf spelen op crediet.
|
|