Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne
(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij
[pagina 343]
| |
A Marie Ma Celestine.
| |
[pagina 344]
| |
Brand.DE Brand daar ik so door verslens,
Is heeter als de Brand van Troyen:
Dees wierd veroorfaakt door een Mens,
God Paphos komt de mijne stroyen.
| |
Haar Spiegel spreekt.MYn weesen 't weesen wijft van 't aangeweese Weesen,
Ik kan van Leelijkheid en Schoonheid Rechter weesen.
| |
Op Celestynees Clavicymbaal.EEn Cymbel in sich self geeft geen geluyt,
Maar roert die aan, dan vliegt de klank daar uyt.
Hier leertmen door dit Leeven-loose teekken,
By tijden swijgen, en by tijden spreekken.
| |
Op het singen van Celestyne.TOen CELESTYN eens minlijk song,
En trok haar stem tot aan den Hoemel.
Stond Phaebus stil, om 't soet geweemel,
En fulk een stem sijn mond ontsprong:
Wijk, seid hy, Swaan, wijkt Nachtegaalen,
Wijkt Sang-Godinnen: CELESTYN
Alleen derft met de sang-kroon praalen:
Uw singen is by 't haar maar schijn.
| |
[pagina 345]
| |
Op haar lagchen, singen en speelen.WAnneer gy lacht, ô Godlijk Beeld,
En staatig singt en maatig speelt,
Dan lacht Kupído, Charis singt,
En Venus speelt. Uw kunst ons dwingt:
Nu gy geheel sijt, dat ook waar is,
Een Liefd', een Venus, en een Charis.
| |
De bedrooge Kupído.TOen God Kupído fag mijn schoone CELESTYN,
Vloog hy haar om den Hals, en waande haar te sijn,
Sijn Moeder Venus, die hy kuste, streelde, strookte;
Sijn Hart flux voeld' een vlam, daar 't min-vergif in kookte,
Niet weeten d hoe, noch wat, Hy dacht, dat uit sijn boog
So duldeloos fenijn en Maagde-Liefde vloog,
Die hy wow breekken, had mijn Engel niet gesprookken.
Gy hebt mijn vlam, sey hy, door deese wond gewrookken.
|
|