Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 279] [p. 279] Op haar Psalm-Boek. HIer sucht en steent de stam van Jesse, Die Heilig kan sijn yver lesse', Op Maat-gesang en Harpe-snaar; Sijn Oog-geween en Mond-gebaar Sijn Siel vermaak en voedsel schaffen. Hier smeekt hy God om sachte straffen Voor al sijn sond' en missedaân, Hy doet sijn sucht ten Heemel gaan. Hy weet God daar so te beleesen, Met sijn gesang en needrig weesen, Dat God te seggen niet en mart, Een Man is David na mijn Hart. Dit was toen hy als Balling leefde Voor God en mensch, toen hy so sweefde, Dat hy aan God en Godes Soon Meer dienst dee als hy was gewoon. Mijn Lief, waar meeik minlijk paarde, Gy ook een Balling sijt op d'aarde, Ten Heemel uit van God gestuurt; Maak, dat soo lang uw Leeven duurt, Gy aan uw Heemels Ballingschappen Indachtig sijt, door het vertrappen Der ydle weerelds ydelheen, En denkt aan God, maar met gebeen. So sal hy eewig seggen durven, Die Vrow heeft na mijn Hart geswurven, Haar sy met David toebereit Mijn Heemel-rijk en Saligheid. Vorige Volgende