Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 164] [p. 164] Op haar Schoonheyd. Wys; Phyllis quam Philander teegen. 1. STut Apol uw Sonne-waagen, Toom uw Paarde-teugel op, Laat dit Offer u behaagen, Dat ik stook by Libers sop, Nu mijn boven-aardsche Maagd Als een tweed' Aurora daagt. 2. Melibëus, Periander, Rosemond en Karileen, Daphnis, Koridon, Rosander, Amarillis, en Alkmeen, Delia, en Celimor, Pales, Pan, en Lucidor, 3. Roemen op de Leely-kaakken, Met gespikkeld roose Rood, Daar de Gooden selfs na haakken, En verlaaten Venus schoot. Niemand acht dat schoon te sijn, Dat niet is by Celestyn. 4. Heemel, Aarde, Berg, Spelonkken, Pluim-gedierten, groot en kleen, Haar de naam van Schoone schonkken, Om haar gaaven ongemeen: d'Echoos klinken in het Woud, Als sy sich in 't Bos onthoud. [pagina 165] [p. 165] 5. Als sy op haar Beemster gronden By haar teedre Lamren gaat, Die sich 't hupplen naaw verstonden, Prijkt sy als een dageraad, En gelijkt geen Harderin. Maar een Veld of Land-Godin. 6. Och! hoe bad daar met geweemel, Fidamant sijn Celestyn, Staag versocht hy van den Heemel, Dat sy mocht sijn Ega sijn: Maar sijn troost was anders niet, Als dat sy sich kussen liet. Vorige Volgende