Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne
(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij
[pagina 89]
| |
sticht. Och! mijn hart versmacht door
vonkken, En verteert door heete min:
Uwe Lonkken, Die mijn hart, Doen die
smart, Voel ik nu mijn Engellin; Niet een
Man, Dulden kan, Sulk een gloed, Als
gy daalen doet op mijn gemoed.
| |
[pagina 90]
| |
2.
Aan het Heemels blaaw gewelf,
Brand het vuur der Sonne self,
So heet noch helder niet,
Al schiet
De sweet in 't suykker riet,
Als uw oogjes van de koolen,
Die daar Cyprus Afgodin
Heeft verhoolen;
En die brand
Fidamant
Glijen doet ten boesem in.
Mijn Natuur
't Sonne-vuur
Wel ontgaat,
Maar geen brand, die in uw oog jes staat.
3.
Mijne pijn is sonder end
Nergens word ik vry gekent;
Ben ik by u, ik merk
Uw sterk
En vlammend ooge-werk.
Ben ik niet by u mijn waarde,
So gevoel ik doch de brand.
Als de aarde
Met haar vacht
Van de nacht
Word bedekt gelijkker hand,
So voel ik
In mijn strik
Hoe de brand
My ook komt bedekken en vermant.
| |
[pagina 91]
| |
4.
Maar ô godlijk Maagde-beeld.
Heeft een Leew u voortgeteelt,
Dat gy my sijt soo wreed?
Ey weet,
Dat ik genoeg al leet
'k Heb u lang mijn Min geswooren,
En bragt van mijn Echt-begeer
Pand te vooren,
Dat de tijd
Noyt verslijt.
Stook dan brand met brand niet meer.
Maar soo gy
Medely
My ontsegt,
Ook uw oog my dan niet meer bevecht.
|
|