Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] Op haar Diamante Trow-Ring. Wys; Boure de Battist. 1. O Tin- te- len- de Di-a-mant. Tot pronk aan haar sneewitte hand: In kas van goud ge-vat, Die Celestyne had. Wat cierde die ô Goon! Haar poesle vinger schoon. Hoe duurbaar schat ik u, die my mijn ingewand, En al mijn hart, dat my noch smart, Met het geflonkker van de Min verbrand. [pagina 85] [p. 85] 2. O Steentje wat heb ik u lief, Hoe min ik u, ô Ring, Die ik ter schenk ontfing Van Celestyn uyt minne-grief. Geloof my in der daat Ik min u boven maat. Geloof ook Celestyn dat ik door sulk geschenk Meer als gy dacht By dag en nacht Aan uwe gunst en minlijkheyd gedenk, 3. Wel Engel hoe kan 't minder sijn? Want als mijn oog besiet De straalen die hy schiet, So dunkt my dat ik sie de schijn Van uw paar oogjes, dat Ik schoon en Heemels schat. En schoon een Diamant de schoonste steen al is, So keur ik doch U schoonder noch, En houd u voor mijn siels-geheymenis. 4. Hier staat alleen maar eene Steen Daar dit de sin af is, Indien ik niet en mis, Om dat ik u maar heb alleen Gelief koost en besint, En niemand meer bemint. [pagina 86] [p. 86] En gy alleen hebt my alleen ook uytgekipt. Dies ik Mevrow U blijf getrow, Tot my mijn aasem uyt mijn mondje glipt. 5. Maar Ringetje al sijt gy schoon, Ja tienmaal schoonder waart, Soo strijd het met mijn aart, Dat ik u sulkken Liefde toon, Als of ik hier terstond, Mijn Engel by my vond. Haar bysijn is het al; doch wijl sy nu niet kan So kus ik thans Uw heldre glans En neem u kussend voor mijn Engel an. Vorige Volgende