Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Op-dragt aan den Wel-Ed. en Wijd-beroemden heer Jakob Westerbaan, Ridder, Heer van Brandwijk en Gybland, &c. Phoebo mea Carmina curae. DE suyvre Kusjes, die ik op Koraale lipjes van mijn Engel (Als Appels in een gulde kop) Na wien ik onversaadlijk hengel, Met eerbre plicht-dienst heb geplant. En haar ten offer heen-gegeven, Die kuyssche Kusjes in een trant Van Rijm verwisselt, gaan hier neeven. Die Een-en-Dertig Kusjes in Sich self, schonk ik aan Celestyne. 't Beschrijf daar van deed ik met sin Aan Wiebouts, d'Oom van haar, verschijne'. Ik dacht wel eerst die vrucht aan u Tot dankvoor vriendschap op te offren, Maar deysde weer voor 't opset schuw, Wijl Roosemond, het puyk der Joffren, [pagina 54] [p. 54] Die onbesmette Haagsche Maagd, U in uw tijd met lekker kussen En lippe-strijd soo heeft behaagd En 't hart gekittelt, datter tussen Die kusjes, die gy haar ter Min Soo reyn beschreeft in duytsche dichten, En deese, die 'k mijn Engellin Mijn Celestyne volgens plichten Heb op haar Mondje neer geleyt, Of op het blos der Roose kaakken Gesprenkkelt, is groot onderscheyt: Wijl d'uwe licht serp-soeter smaakken. Ik leg dan hier op 't Auter neer Van onse vriendschap Minne-Wysen. Mijn suchtend Hartje klaagt niet meer, Maar komt allengs uyt smart verrijsen. Hier queel ik op, op meenig toon, Op oude, nieuw', en saamgemengelt, Tot dat ik erf verdiende loon, En sy met my word saam gestrengelt. Indien Doorluchte Brandwyk thans Het Kussen mocht uw mond verveelen Nu men de Kerkbloem siet met glans Op uw' gelauwert hoofd-scheel speelen, Soo sult gy in dien ouden Dag, Wanneer gy gaat uw Hofbewandlen Van Okkenburg, waar in ik plag Te sien, hoe mild de Gooden handlen Met u, wiens vruchten soo bequaam Te voorstaan, dat de Takken buygen, En men van 't Hof van Semiraam Kan minder als van d'uwe tuygen, [pagina 55] [p. 55] Dan sult gy, seg ik, wen gy daar De rijke gift siet van Pomone, Noch eens wel, schoon een Weewenaar Uw' stem verheffen, uwe schoone Aflijvig' Echtgenoot ter Eer. Soo 'k dat verkrijg, soo derf ik stoffen Dat Phoebus is mijn Vriend en Heer, En schept geval in Minne-Stoffen. Op hoop van sulk een gunst t'ontfaan, Die vriendschap verder steun sal geeven, So sluyt ik hier Vriend Westerbaan En wensch u lang voorspoedig Leeven. Wijl ik verblijf na Hand-gekus Uw Vriend en Dienaar Blasius. Aan 't Y. In 't midden van mijne en des Iaars Bloey-maand m. dc. lxiii. Vorige Volgende