Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina *12r] [p. *12r] Aan den Seer geleerden Heer en Meester Joan Blasius, Advokaat, &c. Op sijn Kusjes en Minne-Wijsen. EEn die van Themis is de Tabbaart aangeschooten, In wiens verborge Soom een Reex van moeiten schuilt, Om 't Regt van Weêw en Wees, die vaakmaal kermt en huilt, Op 't hooge Kapitool voor yders oog t' ontblooten, Toont hier, hoe Phoebus d'een, en Themis d'ander zy Van sijn hoog-dravend brein beheerst aan 't praal-rijk Y. Wanneer hy 't heerlijk-stuk van 's weerelds achste wonder Aftreed, en aan de Bron van Pegas sich vermaakt, En toont hoe dat sijn Geest alleen na wijsheid haakt, Door 't queekke van dees twee: daar elk wel in 't besonder [pagina *12v] [p. *12v] Vereist een Janus hooft, en wel doorploegt verstand. So wort't onsterflijk door het sterflijk voortgeplant. Den Amstel schaatert noch van sijn door soute blaaden, Wiens trant d'aaloude-stam van 't Heydendom ons schonk, Tot zuyl der Poësy: waar uit de spitse blonk Van d'Heelikonse berg; wie wenste niet te baaden Noch meer in sulken dow van soete Hoonig-raat? Soo teelt en queekt de Konst gestaag haar vruchtbaar saat. Waar door sijn Sang-veer ons weer op het niew komt toonen Hoe FIDAMANT sijn Siel, sijn CELELESTYNE lieft; En haar door Nectar-dow, sijn trouwe minne grieft In 't binnenste van't Hert, het geen hy mijd te hoonen. So streeft sijn Faam geswind tot aan de blankke Maan; Daar 't Neegen-tal hem vlegt een krans van Lauwer-blaân. [pagina **1r] [p. **1r] Vaar voort Heer Blasius, om staag in d'Hippokreene Uw net geschaafde schagt te doopen tot ons nut, En blijft de Dicht-kunst en het Kapitool een stut: Zoo vliegt de bitse nijd gekluistert van u heene'; En yder sal met my toeschaatren u die Eer, Dat gy onsterflijk kust de Mantuaanse Veer. Ik tragt Veerder. Cornelia van der Veer. In mijn Vaderlijk Amsterdam den 20. October 1663. Vorige Volgende