| |
| |
| |
Verhandelinge van de Ziekten der Kinderen; En eerstelyk van de behoorlijke Opvoedinge der selve.
Eerste Hooft-stuk. Inleidinge. Dat de Moeders haar eigen Kinderen moeten suigen, en wanneerse niet en konnen, wat Suigster men sal kiesen. Wat voor een Levens-regel een Suygster te houden heeft. Tegenwerpingen.
| |
I.
SOo daar iets in een welgestelde Republyk noodsakelijk is, soo is't een goede Opvoedinge der Kinderen, want hier door werd de gansche machine onses Lighaams soodanig bequaam gemaakt, dat de selve niets te hoog is, om het niet te konnen bedoelen-wit-
| |
| |
ten: sekerlijk een quade opvoedinge kan menigte kinderen in haar ouderdom veele siekten aanbrengen, en niet alleen onbequaam maken in't Verstand, maar ganschelijk dom en bot doen werden.
| |
II.
Om nu dit ganschelijk voor te komen, soo is't dat ik al over lange niet alleen voorgenomen heb dese stoffe op sijn Cartesiaans af te handelen, maar dewijl ik laatst een goed Vriend ontmoete, die my daar toe grootelyks aanporde, soo heb ik mijn penne flux opgevat, en ten dienste van ons Nederland de navolgende regulen te samen gestelt.
| |
III.
Een kind in't Moeders Lighaam met een weiagtige melk gevoed werdend', kan even na de geboorte, niet terstond sulke vaste spyse nuttigen gelyk een, die ouder van jaren is: daarom heeft het den alwijsen Raad goed gedogt de Vrouwen melk in haare Borsten te doen vlieten, om de tandeloose Kindertjes op het gemakkelijkste te voeden. Wat nu dese Melk is, hoe die gemaakt werd, en door wat wegen zy in de borsten komt, sullen wy hier ter plaatse niet ophalen, wijl we sulx in onse Institutie met genoegsame redenen hebben afgehandelt.
| |
IV.
Na de geboorte van het Kind komt ons dan eerst af te handelen, wat voor een Voedster ons
| |
| |
best staat te kiesen: soo dient hier op, dat de Moeder van welke het Kind geboren is, het alderbeste Voedsel aan de Kinderen kan verschaffen: de reden daar van is klaar, om dat het kind, reeds van binnen het moederlyke voedsel gewoon is, so dat het een groote Veranderinge soude geven, indien men het kind aan een andere vreemde Soogster gaf, als sijn eigen Moeder. Ten Tweeden, dat het Voedsel van een vreemde suigster voor de Kinderen te swaar is, en niet makkelyk te verteeren voor de Kinderen, waar doorse ligtelyk komen menigte van siekten, t'ondergaan, diese, haer Moeders suigende, geensins souden krygen. Ten Derden, hebben de vreemde soogsters dikwijls vreemde en onhebbelijke siekten, diese de kinderen aansetten, en die bloedjes jammerlijk getormenteert werden. Ten Vierden, zijnder veel kinderen mishandelt, de Lenden gebroken, dood gelegen, verwisselt, en meer diergelijke onhebbelijkheden, te lang om alles op te halen.
| |
V.
De Moeders sijn ook van regts-wege gehouden hare Kinderen selfs te suigen, wanneerse dat selfs konnen doen: Want het is geen moederlijk hart de Kinderen sonder eenige reden van andere te laten suigen, en sijn eigen borsten op te droogen. 't Is dikwijls datse aan de Kinderen niet verbonden willen sijn, en geern geselschappen frequenteeren, of andere juffer-
| |
| |
lijke besoingies willen waarnemen, waar doorse anders van de kinderen werden gefrustreert. Sulke Moeders sijn seker geen kinderen waart; maar wijl daar geen regel sonder uitneminge is, soo moeten het sommige uit nood doen, wanneer se geen melk in de borsten hebben, versweren, tepelloos zijn, en diergelyke, so is een Moeder gedwongen haar kindjen aan een ander over te geven om te voeden, om niet het kindjen en haar selfs een geduirige miserie te zijn.
| |
VI.
Dewijl de nood dan somtijds vereist, een goede Voedster oft Suigster uit te kiesen, so moet men soodanigen kiesen, welke met de Moeder groote gelykenis heeft in kragten en manieren, en voornamelyk gesond en wel te pas: Is de Moeder een sterke en kloeke Vrouw, sodanig moet de Suigster ook wesen: Is se wederom swakker, moetse ook swak zyn, altans in alles soo net overeen komende als het mogelyk is: ook moetse het selfde Voedsel gebruiken, dat de moeder gewoon is te nuttigen. In't begin als het kind nog jong is, moetse vry wat schraal eten en drinken, op dat de melk niet al te vet zy, en 't kind daar van niet siek en werde: allenxkens moetse wat kragtiger spijse eten.
| |
VII.
Voor al moeten sy sig van suirigheden en soute spijsen wagten, want die van de Minnemoers genut zijnde, oorsaak zijn, dat de Kindertjes
| |
| |
veel braken en van pijne huilen, waar na sy veele andere ongemakken te wagten hebben. 't Is bekend datse geen salade om het overgegoten suur mogen gebruiken, of straks huilen de kinderen. Van gelijcken, is het Wijn-drinken haar schadelijk, en voorts al het gene de melk doet schiften. De Kernemelk is mede van de selfde munt, die niet dan een vergoort en kaasagtig Water is, ganschelijk onnut om eenig goed Voedsel te geven: alhoewel het wel veel melk geeft, egter segge ik om reden, die ik in mijn andere Werken gesproken heb, datse nog Kraam-vrouwen, nog Soogster of Minnemoers dienstig is.
| |
VIII.
Een Minne-moeder moet sig weinig in koude begeven, en wel gekleed en gedost, want daar door raakt'er veel slym onder de melk, 't welk de kindertjes suigende, veel slym en andere vuiligheden in het Lighaam na haar nemen. De koude is oorsaak dat onse sappen verdikken en taay werden, waar van ik wytloopig in mijn Institutie en andere Tractaten heb geschreven, waar na ik de Lesers senden kan.
| |
IX.
Se moet ook fraay van Leven zijn, niet wild en uitgelaten boers en bot, waar na de kinderen veel aarden: Daarom is het beter een zedige Weduwe, die soogs is, en van fraayen doene hier toe geëmploieert, dan een Boerin of een
| |
| |
varens-gesels Vrouw en diergelijke te gebruiken: want de quade manieren die de suigsters hebben, werden van de Kinderen, die onnosel zijn, nagebootst, en groot zijnde, zijn't maar schobbiakken door de bank, en van geen adelyk en genereus gemoed: Ook is het best een Godvreesende Voedster te hebben, om dat de Kindertjes 't selfde mede na-aarden.
| |
X.
Een Minne-moer moet sig ook in geen dronk vergapen: niet ligt toornig zijn, geil of dertel: of te seer bedroeft, 't sy om haar Man, die op de Vaart, als anders is, en diergelijke, gelijk sulx door de bank veel geschied: want dat doet veel tot de Melk. Men moet ook sien of de Melk van een goede koleur en dikte is, want een brakke en ligtvergorende Melk deugt niet. Se moet soet zijn en liefelyk van smaak, welriekende, een weinig dikker dan Wey, en wat gestaan hebbende een behoorlijk Roomtjen daar op zijn moet.
| |
XI.
De beste spijsen diese eten, is alle versch vleis, voornamelijk van Lammeren, Kalveren, Hoenders, Konijnen; Item alle Melk die vers is, Moes-kruiden, Baars, Post, Tong, Snoek, Pinsternakels, Rapen, Wortelen, Erweten en Boonen: Ooft-vrugten zijn quaad en schadelijk om het menigvuldige suur datse by haar hebben, gelijk als Kersen, Aalbessen, Pruimen, Ap-
| |
| |
pelen, Peren en diergelijke meer, zijn alle vol suur, en om een goede Melk te maken schadelijk. Tot de dronk is alle soet Bier seer dienstig, maar het moet voor al niet suur zijn; bruin Bier is beter dan wit: hier toe is het Rotterdammer, Weesper, en diergelijke Bieren, seer nuttig. Het gebruik van een weinig Anys-saad of Venkel-saad is in de spijse seer goed. Ook moeten sy sig van spijse niet te veel overladen, want de gyl, uit welke de Melk bestaat, kan dan tot sulken volmaakten trap niet komen, als wanneer sy maar matig eten en drinken.
| |
XII.
Van het byslapen dient se sig wel ganschelijk af te houden, want dan de Kindertjes ligtelyk braken, wijl de melk der Minnen door dat ferment een groote Veranderinge krygen kan, voonamelyk, wanneer se beswangert werden.
| |
XIII.
't Is niet vreemt, dat eer men een suigster aanneemt, men hare sappen en vogten des Lighaams door behoorlijke vlugge Medicijnen verbetere, op dat als het Kind aan haare Borsten komt, de Melk voor al goed zy: Dese dingen bestaan uit vlugge souten, en andere alcaliae die het suur en flym verteeren, en alles wat in het Lighaam verdikt of verstopt is, vloeybaar maken en alles ontstoppen, het welk een deftig ding is en hoog noodig. Hier toe kan men het volgende gebruiken.
| |
| |
Recipe Spir. Cornu cervi |
Tinct. Croci |
Aromat: aa partes aequales |
Misceantur. |
Hier van kan men des ogtens en des avonds twintig droppelen in wat spaanse Wijn mengen, en het dagelijks continueren.
| |
XIV.
Voorts moet een Voedster niet al te veel waken, en sig daar mede ganschelijk afsloven, want daar door werden alle geesten verspilt, en geene aangequeekt. Alles moet dan in het Lighaam versuiren en vergooren, waar door in de maag quade gesten ontstaan, die de spijse in geen goede gyl veranderen: welke gyl quaad zijnde, noodsakelyk een quade melk moet geven. Daerom is het seer noodig dat een Voedster oft Melk-minne rust en behoorlijke slaap hebbe.
| |
XV.
Se moet mede daags sig met geen Werk veel afmatten en afsloven. 't Is genoeg datse op het Kindjen agt geeft, en een matige exercitie heeft, met gaan en staan, want de overgroote moeyigheid is oorsaak van een groote verspillinge der geesten; Item datse 's nagts te vast slapen, en op het Kindjen niet konnen passen, latende het selve te bersten huilen en schreeuwen eerse het komen te hooren.
| |
| |
| |
XVI.
Sommige agten dat het beter is sijn Kinderen aan een Melk-minne te geven, als dat d'eige Moeder die soude suigen. Voor eerst seggense dat de Moeders vol quade sappen konnen zijn, siekelyk en qualijk gemaniert. Waar op wy seggen dat sulx waar is, maar dat dit onse vast gestelde regel niet om verre stoot, nademaal wy spreken van Vrouwen die gesond zijn, en de sieke ons geen algemeen exempel geven; gelijk een misbruik geen goed gebruik afschaft; alsoo is dit mede geen regel om gesonde Moeders hare Kinderen niet te laten suigen.
| |
XVII.
Ten tweeden seggense dat de Moeders door het baren so seer afgeslooft zijn, dat mense met die moeyelijkheid van het suigen niet en behoorde te belemmeren. Waar op ik tot antwoord geef, dat men niet wijser moet wesen als den Maaker, welke een eerstgekraamde Vrouw de Borsten met melk geladen gegeven heeft, en soo het gebeurde dat ik sulx al toestond, en dan geen Kraam-vrouwen by gevolg sogen, aan wie, segt my eens, souden de Kinderen suigen? Want men kan geen sog buiten het baaren krygen als men wil.
| |
XVIII.
Ten Derden, meinen sy dat men een tengere en delicate Moeder, so seer niet een goede Levens-regel kan voorschrijven, als wel een Min-
| |
| |
ne-moer. Maar dit kan ik mede niet sien, vermids die gemeene Minne-moers die van een ongeregelder Opvoedinge zijn, ook minder konnen onder een regel gebrogt werden, als een eige Moeder, die liever alles soude willen onderwerpen ten beste van het Kind, als dat het Kind door haare levens manier eenig hinder soude overkomen: het welk een vreemde Vrouwe niet en sal doen, welke soo veel hert en genegentheid niet en heeft tot een andermans Kind, als wel een Moeder tot haar eigen Kind.
| |
XIX.
Ten Vierden, agtense dat een Moeder meer met Gemoeds-driften en passien geplaagt is, als een Minne-moer: Het welke ik mede niet en kan toestaan: om dat de Minnemoers, seg ik al weder, van een onordentelijker Opvoedinge zijn, als wel de Moeders in sommige Huis-houdingen. Ten Tweeden, werden dese Minnen dikmaals dit en dat gehieten van de Vrouwen, van het Huis dat tegens haar sin is, waar over sy terstond dikmaals boos en vol passien werden, al is't datse het niet altijd uiterlijk doen blyken.
| |
XX.
Ten lesten, dat de Melk der eerst gekraamde Vrouwen biesagtig is, en ongesond voor de jonge kinderen. Maar vraag ik wederom, of se den Maker van de borsten, die wel wist dat'er een biestagtige Melk soude uitvloeyen, te wijs willen zijn? Ten anderen heb ik noit gemerkt dat | |
| |
dese biest de kinderen eenige schade heeft gedaan, ja dat meer is, de kinderen werden daar door gesuivert en van haare vuile uitdygsels gereinigt, want het is een fermentatyf vogt, bequaam om in de kindertjes eenige prikkelinge te maken, waar door dese vuiligheden aangeport werden, om naar om laage buiten-waarts te sakken.
|
|