bestond uit verscheide ringen, synde bleik geel en overhands swart, als swart fluweel, op welke, namelyk de swarte, van't hoofd tot de staart ses regulen, met arangie verwige stippelen beset. het hoofd was groen, met een swarte keper en eenige swarte stippelen.
III. syn spyse was het loof van geele peen, en so my geschreven wierd mede van groene venkel: maar heb [doorgehaald: heb] hem alleen met de peen onderhouden, konnende 't selve ook beter bekomen.
IV. den 12 der selver maand, was hy den geheelen dag seer woelig, (hebbende des nagts te voren seer stil geweest) het schynd dat hy in den sin had een [doorgehaald: wet] witagtig net te spinnen. den 13 lag hy op het peen loof met de pooten om