XXXIV Hoofd-stuk. Van de aard-wormen.
I. de aard-wormen schynen wel aan elke eind een hoofd te hebben, gelyk zekere slang Amphisbaena genoemt, want sy kruipen soo wel met het eene eind voort als met het andere.
II. vorders als zy byeen-komste hebben, syn sy beide halfwege uit d'aard, ontrent vier of vyf vingeren breete van malkanderen: yder dan die op de aarde is, nadert by een, en geraken op twee plaatsen vast: wanneer sy nu gesteurt werden, scheiden sy van een, en geven yder op twee plaatsen een melkagtig sap uit, en schynen als de slekken yder wel man en wyf. Hare byeenkomsten sijn 's nagts, of als het vogtig en schaduw agtig weder is.