XXI Hoofd-stuk Van een derde soort van motten.
I. Tot Rotterdam 1687. in een tuin synde, in't midden van wiedemaand, vond ik in de appel-boomen geheele nesten met kleine rupsen, by een sitten: dese waren donker van koleur, aan beide zyden met swarte stippelen beset: het hoofdjen swart van koleur: ses scherpe pootjes onder den hals, agt stompe onder 't midden lyf, en soodanige twee onder de staart.
II. Sy waren in hare beweginge seer ras en snel, soo van agter als van voren, sponnen netten om haar lyf, en kronkelden de bladen te samen. Ik nam 'er eenige mede na Amsterdam,