stompe, en een weinig verder nog twee stompe, daar het geheele lyf op ruste. Syn koleur was boven over 't lyf kastanie bruin, dog aardig met ligt en schaduwe gevlekt. Dese soort heb ik eenige daarna op de gemeene alsem gevonden, en het jaar te voren op de kaasjes bladen en op andere gewassen meer.
III. In't laatste van Oogst-maand syn der my twee in popjes verandert, die vry klein en kort waren: dit hebben, voor soo veel tot nog toe myne ondervindingen syn, alle de rupsen gemeen, want de meeste verkorten wel tot op de helft.
IV. den twaalfden van wiedemaand des volgenden jaars, heb ik daar een