Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende. Deel 2
(1688)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina I]
| |
SCHOUBURG der Rupsen, Wormen, Maden, en Vliegende Dierkens.
| |
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
de letter Y de dryentwintigste bevindinge, een rups heeft verbeeld, die aldaar den Oliphant genoemt is: soo heb ik den derden van oogst-maand mdclxxxvii door een van myne Goede vrinden Simon Schynvoet, een rups ontfangen, die my dunkt dat wel de zelfde rups soude zyn, en darom heb ik geraden gedagt die naam te behouden, alsoo hy een sekere snuit | |
[pagina 4]
| |
heeft, welke hy geduurig uit en in konde trekken. II. Dese rups is vry groot en mag seker al onder de grootste van ons land gerekend werden, want ik moet bekennen geenige oit grooter aanschouwt te hebben, behalven de hout-worm die sig in de wilge-boomen onthoud. III. de zelve was van gedaante bleik-swart of lood-verwig, met swartere stippels bestippelt: agter op het lyf | |
[pagina 5]
| |
stond een verheventheid als een pyl, darom moet hy onder de Pyl-staartige rupsen gerekent werden. Hy had volgens de gemeene wyse der rupsen, dry paar puntige pootjes onder de kop: vier paar stompe onder het middel-lyf, en een paar stompe onder de staart. IV. dit schynt ook de selvige rups te syn, die Moufetus beschryft onder de naam van porcellus, en sekelyk niet onaardig, want de snuit | |
[pagina 6]
| |
gelykent eer na een verken dan na een oliphant. V. hy is gevonden in den wyn-gaart, heb hem ook die bladeren gegeven, maar at niets, alsoo hy rust-plaats sogt, om sig in een popjen te veranderen. VI. den tienden van oogst-maand is de zelve in een vry groote pop verandert, die bruin was, dog met eenige bruindere vlekken bevlekt. VII. den agtienden van wiedemaand, des jaars daar na, is daar een grooten | |
[pagina 7]
| |
dikken uil uit voortgekomen, synde het lighaam rosenkoleurig, vry dik en hier en daar wat vaal-groenagtig, dog de vleugelen onvolmaakt.
A. de Oliphants Rups. B. des selfs popjen. |
|