XLIV. Hooft-stuk.
Luisen die aan een soort van vliegende Torretjes sit.
I.DEn laatsten van Bloey-maand MDCLXXXVI, vong ik tussen Slooten en Amsterdam een beesjen op welker onderlyf altyd eenige seer kleine beesjes kruipen: ik deed 'er een voor myn vergrot-glas, maar was soo snel van loop dat ik het nauwelyks kon afteikenen, dog ses uiren daar na was het al dood. Het had vier pooten, uit kleine bolletjes te samen geset: aan de twee voorste en twee agterste waren aan yder een soort van uit was. Het hooft was spits met twee knypers, gelyk de Spinnen. Over het lyf ging van de linker tot de regter syde een witte streep, voorts was het beesjen kastanie-bruin van koleur.
II. Het schynt dat 'er byna geen