XLIV. Hooft-stuk.
Van de Hout-Luis.
I. OP 't oude Hout van huisen siet men menigmaals dat 'er eenige beesjes kruipen, even of het papierluisen waren, maar ik noemse Hout-luisen, om dat het hout haar woninge en voedsel schynt te wesen. Het liep seer ras voort, soo dat ik moeite had om het rontom met water te besetten, gelyk de kinderen doen, welke de papier-luisen rontom in een O met vogtigheid besluiten, op datse niet souden weg-loopen: ik besag het dan door myn vergroot-glas, en vertoonde een asgrauw luisjen met ses pootjes, twee lange hoorntjes, twee knypertjes, misschien om het hout stukken te knabbelen, twee groenagtige oogjes. Op het hoofjen een weinig geel; de hals was lang, en het agterlyf geribt.