scheide vervelt, en nog sommige die uit haar vel kropen, stroopende het van voren tot agteren af, selfs de hoorntjes en de pootjes, en al wat'er van het beesjes was, konmen in de afgestroopte witte huid sien, even als in het Haft.
II. Sy hadden twee lange hoorntjes, diese mede aardig agter over konden leggen; ses lange pootjes, twee uitstekende pinnetjes agter op het lyf, aan yder syde een, met een klein staartjen. De oogjes waren swart, en het hooft als een Sprinkhaan, met een snuitjen onder aan, waar mede sy het sap uit de bladen suigen.
III. Onderwylen sag ik'er eenige die groote vleugels gekregen hadden, twee in getal, synde doorschynig; voorts sag ik in het beesjen geen verandering als dat het voorlyf wat donkerder van koleur was geworden, de hoorntjes en pootjes mede wat swarter. Dese beesjes mag men met regt de groene Aalbesse-Luis heeten, om