ik het niet wel bekennen wat het was. Maar men sal nu vragen wat van de Eijeren is, en ofse Eijeren leggen en levende beesjes baren? maar ik sal hier door gissinge konnen op antwoorden dat dese Eijeren niet en syn gelegt, maar dat se na het overlyden van het beesjen uit de romp gevallen zyn, en soo syn blyven leggen.
IV. Dit dunkt my ook aanmerkens waardig dat de mannetjes, soo als ik gis, kleinder en gevleugelt zyn, en de wyfjes, die ik sag baren, veel grooter en ongevleugelt zyn.
V. Een derde soort heb ik seer digt in een sien sitten aan de jonge scheuten van den Vlier, hadden de selfde form, maar het lighaam was seer swart, sonder glans: dese vervelden mede verscheide reisen. Dese beesjen als ook de vorige, staan gemeenlyk stil, digte by malkander, voornamelyk dese van de Vlier, die als op malkanderen gehoopt waren: onder het stil staan, hebben sy een snuitjen, dat