werden dese krystalline Eijertjes veel dikker van bast, en konnen onder d'aarde de geheele Winter lang duiren, op dat sy tegens het Voorjaar mogten te voorschyn komen.
III. Dese soort van Slekken houden sig de geheele Winter onder d'aard, en soo het gebeurt dat het wat sagt we'er werd, kruipen sy wel uit de grond na boven toe. Ik hebse wel onder een glas geset, plat op de aarde neder, maar waren alle in de grond weg geboort.
IV. Boven op haar rug dragen sy een deksel, onder welke de kop schuilt, wanneer sy stil zyn, of aangeraakt werden, want dan trekken sy sig terstond inwaars. Aan haar hooft hebben sy vier lange uitsteeksels, waar van de twee onderste de kortste zyn: dese hebben aan haar eind een rond bolletjen, in welke men yets swarts siet, het welk hare oogen schynen te zyn. Aan de regter zyde van het deksel dat sy op haar rugge dragen, is na agteren